Brancheorganisaties van kledingbedrijven proberen met het Nederlandse textielconvenant een Europese wet te voorkomen die de arbeidsomstandigheden in de kledingsector moet verbeteren. Dat blijkt uit documenten die in handen zijn van OneWorld en radioprogramma Argos.
Het Europees Parlement steunde onlangs met een grote meerderheid een resolutie waarin het de Commissie oproept met wetgeving te komen om misstanden in de textielsector aan te pakken. Judith Sargentini, Europarlementariër voor GroenLinks, ontving twee dagen voor de stemming een mail van de brancheorganisaties waarin zij meedeelden dat wetgeving vrijwillige initiatieven zoals het convenant schaadt. “Obstructie”, noemt Sargentini het. “Ik ben er inmiddels van overtuigd dat de textielindustrie juist in het vrijwillige convenant zit om te zeggen: nu is die Europese wetgeving niet meer nodig.”
EU Garment Flagship Initiative
Na het instorten van Rana Plaza, nu vier jaar geleden, kwamen er allerlei initiatieven van de grond om de handel in kleding transparanter te maken. Zo kwam ook de Europese Commissie een paar jaar geleden met de belofte om met een wet te komen die de keten van de kledingimport naar Europa transparanter zou maken. Maar dit deden ze niet. Judith Sargentini denkt dat de lobby van van de textielindustrie zo zwaar was dat de Commissie uiteindelijk op z'n schreden is teruggekeerd. En daar heeft het Parlement nu de smoor in. "De tijd van vrijwilligheid is langzamerhand wel voorbij."
Lobbybrief
De drie brancheorganisaties, VGT (Vereniging Grootwinkelbedrijven in de Textiel), Detailhandel Nederland en Inretail schrijven op 25 april 2017 in een mail aan Sargentini dat in 2018 minimaal 50 procent van de textielsector in Nederland moet zijn aangesloten bij het convenant en dat mogelijke wetgeving bedrijven zeker niet zal motiveren het convenant te ondersteunen. Die situatie zal leiden tot minimale en uiteindelijk minder effectieve inspanningen. 'Naar onze overtuiging zal deze oproep tot wetgeving niet kunnen leiden tot een structurele impact en verbetering van omstandigheden voor mens, dier en milieu in de productieketens', schrijven ze.
Deze actie van de brancheorganisaties – letterlijk tegen politici zeggen dat zo’n wet niet moet worden aangenomen – viel niet in goede aarde bij Sargentini. “Ik ben daar ontzettend teleurgesteld over”, zegt ze. “Dat is de reden waarom ik nu aan de bel trek: zo’n lobbybrief is natuurlijk geen openbare informatie. Ik wil graag dat ze zich afvragen waarom ze obstructie plegen. De enige effectieve aanpak is immers om de hele Europese textielindustrie te laten werken aan leefbaar loon en goede arbeidsomstandigheden in landen als Bangladesh, Pakistan en India.”
Het convenant Duurzame Kleding en Textiel werd op 4 juli 2016 ondertekend door kledingbedrijven, brancheorganisaties, de overheid, maatschappelijke organisaties en vakbonden.
Verdeeldheid tussen convenantspartijen
Naast de lobbybrief die de brancheorganisaties aan de Europarlementariër stuurden, hebben ze tevens geprobeerd om namens alle convenantpartijen een gezamenlijke reactie te sturen waarin moest komen te staan dat “vraagtekens moesten worden geplaatst bij de roep om wetgeving”. Dit blijkt uit mails die in handen zijn van OneWorld en Argos.
Op 23 januari 2017 – drie maanden voordat het Europees Parlement beraadslaagt over de resolutie, het zogenoemde EU Garment Flagship Initiative – stuurt Jef Wintermans, coördinator van het convenant, een mail rond waarin hij de partijen binnen het convenant om een reactie vraagt. Jeroen van Dijken van de VGT en Gerard Oonk van de Landelijke India Werkgroep staan binnen de kortste keren lijnrecht tegenover elkaar in de kwestie. De overige partijen die in de mailwisseling zitten, waaronder vakbonden (CNV, FNV), ministeries (buitenlandse en economische zaken), kledingbedrijven (Hema, We Fashion) en ngo’s (Solidaridad, Unicef) zien de mails langskomen maar doen er het zwijgen toe.
H&M, Primark, Inditex (ZARA) doen niet mee
Een van de problemen waar ze nu bij het Nederlandse convenant tegenaanlopen is dat veel internationale bedrijven niet mee willen doen. H&M zegt bijvoorbeeld al aangesloten te zijn bij tal van multi-stakeholderinitiatieven. Het bedrijf zegt bezorgd te zijn dat internationaal opererende bedrijven te maken krijgen met meerdere nationale initiatieven met elk hun eigen eisen, normen en aanbevelingen. De doelstelling, om volgend jaar 50% en in 2020 80% van het aantal bedrijven actief op de Nederlandse markt aangesloten te krijgen, wordt nog een flinke uitdaging.
'Onze wegen lopen fundamenteel uiteen'
Jeroen van Dijken van brancheorganisatie VGT laat weten dat het voor de VGT “onmogelijk is dat een reactie wordt verstuurd namens het convenant waarin geen vraagtekens worden gezet bij een oproep tot wetgeving”. “Via wetgeving wordt de verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven gelegd. Dat is ten onrechte en in strijd met de gedachten hoe wij gezamenlijk schendingen aanpakken,” schrijft hij.
Gerard Oonk van de Landelijke India Werkgroep (LIW) reageert verontwaardigd: “Als je zegt dat het voor de VGT onmogelijk is dat een reactie wordt verstuurd namens het convenant waarin geen vraagtekens worden gezet bij een oproep tot wetgeving, lopen onze wegen toch fundamenteel uiteen.” Oonk is van mening dat het convenant niet voldoende waarborgen biedt dat systematische schendingen van arbeidsrechten en milieuproblemen in de ketens structureel worden aangepakt. “Het onmogelijke wordt niet gevraagd.”
Probleem met veel initiatieven nu is dat je het wettelijk niet verplicht bent
Hoewel Oonk aangeeft dat wetgeving geen ‘magische oplossing’ is, betoogt hij dat het convenant onvoldoende oplevert . “Probleem met veel initiatieven nu is dat je het wettelijk niet verplicht bent. Vast niet alle bedrijven zullen meedoen en daarnaast is wetgeving op Europees niveau zeer wenselijk omdat het convenant voor nu alleen nog beperkt is tot Nederland.”
Uiteindelijk lukt het coördinator Wintermans niet om een formulering te vinden die recht doet aan de ‘tweestrijd’ die tussen de convenantspartijen is ontstaan, zo laat hij op 31 januari weten. Een gezamenlijk standpunt jegens het Europees Parlement blijft om die reden uit. “Het was goed geweest als het wel was gelukt”, concludeert hij achteraf, “maar dat zat er helaas niet in.”
Hoe moet die wet eruit komen te zien?
Judith Sargentini: "Het Parlement stelt voor: gebruik wat al bestaat: de OESO. Dat is een samenwerking van Westerse landen die een format voor due dillegence, ketenverantwoordelijkheid, hebben gemaakt. Daarin staat dat een bedrijf beetje bij beetje, steeds dieper de keten in, laat zien waar zijn of haar kleding vandaan komt. Het is een format dat samen met de hele industrie is gemaakt en waarvan zij dan ook zeggen daar moeten we voldoen, daar willen wij aan voldoen. Maar tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren in de weg dus een heleboel bedrijven doen het nu niet. Wij hebben dus gezegd: de OESO-richtlijnen zijn goed en als we Europese bedrijven ook echt verplichten om daarover te rapporteren dan gaan ze ze ook invoeren."
"De wet is een holle frase"
Sargentini begrijpt niet waarom Europese wetgeving op zoveel verzet stuit bij de brancheorganisaties. “Waarom zouden ze zich er in hemelsnaam tegen verzetten dat ook andere Europese textielbedrijven tot beter gedrag worden aangezet? Als je wilt dat iedereen, ieder bedrijf, op dezelfde manier bejegend wordt en een gelijk speelveld voor hen wilt creëren, is een wet buitengewoon handig. En juist de bedrijven die bij het convenant zijn aangesloten, en die dus voorlopen op de troepen, kunnen zo’n wet makkelijk aan.”
Maar Van Dijken is van mening dat een wet niets zal veranderen en noemt het een ‘holle frase’. “Ik geloof gewoon niet in die wet. Het klinkt leuk, maar het is een papieren tijger. Als die wet er komt, zal mevrouw Sargentini over dertig jaar, als ze met pensioen is, moeten toegeven: ‘Ik heb dertig jaar geleden gezorgd dat dat wetsvoorstel werd aangenomen. Het heeft niets veranderd.”
Convenant vertraagd wetgeving
Bedrijven stappen in het convenant zuiver om wetgeving te voorkomen: daarvan is Sargentini inmiddels overtuigd. “Nu puntje bij paaltje komt en we eindelijk tempo kunnen maken, kunnen zorgen dat iedereen meedoet, zegt de branchevereniging ‘nee’?”
“Ik zit in de politiek om de zaken te verbeteren, om dingen te veranderen. Nu komt de textielindustrie met tegenwerpingen die ik al dertig jaar hoor. Zo van ‘we lossen het samen wel op’, ‘dit is het paard achter de wagen spannen’, ‘laat het ons nu eerst zelf eens proberen’. Die laatste opmerking vooral: laat het ons eerst zelf eens proberen. Hoe lang moeten we geduld hebben? Rana Plaza is toch niet gisteren ingestort. Het is toch al decennia schering en inslag dat meisjes en vrouwen slecht betaald krijgen, uitgebuit worden en kinderen op katoenvelden moeten werken?”
Nu komt de textielindustrie met argumenten die ik al dertig jaar hoor
Komt die wet er wel?
Hoe nodig wetgeving ook is om misstanden in de kledingindustrie aan te pakken: het blijft de vraag of die er überhaupt zal komen. Van Dijken heeft niet de indruk dat de Commissie er erg warm voor loopt. “De Commissie is groot voorstander van vrijwilligheid, en heeft niet de overtuiging dat wetgeving helpt bij verduurzaming.” Oonk, wel voorstander van wetgeving, ziet het ook niet snel gebeuren. “Zoals de verhoudingen nu in Europa liggen, zie ik daar geen meerderheid voor in de Commissie.”
Sargentini is optimistischer. “Over twee jaar is er weer een andere Commissie”, zegt ze. “Het is goed dat bedrijven binnen het convenant alvast aan de slag gaan en werken aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in hun keten. Allemaal uitstekend. Maar als die vrijwillige insteek wetgeving vertraagt of zelfs voorkomt, moet je dat wel openlijk zeggen. Bedrijven moeten zichzelf terdege afvragen: ‘Is dít waar we voor staan?’ Daarnaast moet je er ook niet van uitgaan dat je met een Nederlands convenant de hele Europese textielindustrie weet op te schonen.”
Luister hier de radio-uitzending van Argos in samenwerking met OneWorld. Hieronder de reportage, samengevat in drie minuten: