Achtergrond

Leefbare lonen in de textielindustrie: nog een lange weg te gaan

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Een leefbaar loon is een mensenrecht. Maar in de textielindustrie is het krijgen van een eerlijk loon eerder uitzondering dan regel. Begin december gingen er nog tienduizenden textielarbeiders in Bangladesh de straat op om actie te voeren voor een hoger loon. Eerder waren er protesten in Cambodja, Haïti en India. Kledingarbeiders zijn het zat te moeten werken voor een loon waarvan ze nauwelijks kunnen rondkomen. Maar hoe verhoog je lonen in een industrie waarin de concurrentie moordend is, corruptie hoogtij viert en de ‘race to the bottom’ al jaren aan de gang is?

Met lonen van tussen de 50 en 200 euro per maand, behoren ze tot de laagste in de wereld. Textielarbeiders verdienen vaak maar een schijntje van wat het leefbare loon in hun land voorstelt. Zo staat het minimumloon voor een werknemer in de Bengaalse textielsector op 5300 taka, omgerekend zo’n 60 euro. En dat terwijl het leefbare loon, berekend door de Asia Floor Wage, ruim 29.000 taka (340 euro) bedraagt. Hetzelfde geldt voor China waar het minimumloon 1400 Yuan (186 euro) is, tegenover een leefbaar loon van 3847 Yuan (522 euro).

 

Gevolgen van lage lonen: kinderarbeid en overwerk

Dat het verschil tussen het wettelijk minimumloon en het leefbare loon in veel textiel producerende landen groot is, is een probleem. “Een leefbaar loon is de basis van een degelijk bestaan”, vertelt Tara Scally van de Schone Kleren Campagne, de organisatie die opkomt voor de rechten van textielarbeiders. “Alleen met een goed loon kunnen mensen gezonde voeding betalen, hun kinderen naar school sturen, een degelijk onderkomen bekostigen en een buffer opbouwen in het geval er iets misgaat. Het gaat dus om de basisvoorzieningen van mensen in hun leven.”

Een ander risico dat de lage lonen in de hand werkt is het structureel overwerken, zegt Michiel van Yperen, senior projectmanager bij MVO Nederland en voorheen betrokken bij MVO-verbeterprojecten in de textielsector in China. “Overwerken an sich is geen probleem, immers doen wij dat hier in Nederland ook regelmatig, maar dat wordt het wel als het excessief, structureel en onderbetaald is. Iets wat je vaak ziet in productielanden zoals China en Bangladesh. Dan krijgt het een vorm van dwangarbeid.” Kledingarbeiders werken vaak over om toch een bestaansminimum te verdienen. “Fabriekseigenaren zeggen dan dus ook; ja dat overwerken, dat willen de arbeiders zelf graag.”

Die lage lonen en lange werktijden blijken daarnaast ook een belangrijke rol te spelen bij de beslissing van ouders om hun kinderen van school te halen en, in een aantal gevallen, hen uit werken te sturen, zo blijkt uit het onlangs verschenen rapport ‘Branded Childhood’. De Stop Kinderarbeid coalitie en SOMO hebben hiervoor gesproken met 75 werknemers met kinderen die werkzaam zijn in 14 verschillende fabrieken die kleding voor de internationale markt produceren. “Enerzijds is het zo dat de ouders te weinig verdienen waardoor ze hun kinderen financieel niet meer kunnen ondersteunen om hen naar school te laten gaan. Anderzijds is het zo dat de kinderen moeten bijwerken om het inkomen van het gezin te verhogen”, vertelt Gerard Oonk van de Stop Kinderarbeid coalitie. Deze kinderen werken veelal niet in de toeleveringsketens van inkopende bedrijven, maar werken vaak thuis of in heel andere sectoren. “Het gaat hier om de indirecte kinderarbeid; door de arbeidsomstandigheden van hun ouders worden zij zodanig gepusht en gedwongen om ook te gaan werken of hun school te verlaten.” Volgens Oonk dragen textielbedrijven er, door het uitbetalen van een veel te laag loon, aan bij dat ouders in zo’n situatie komen.

Rapporten over lonen in de textielindustrie 

Vlak voor de kerst publiceerde de Landelijke India Werkgroep (LIW) een rapport dat aantoont dat ‘moderne slavernij,’ waaronder kinderslavernij, voorkomt in meer dan 90% van de spinnerijen in Zuid-India. Uit een ander rapport van de Schone Kleren Campagne en de LIW – ‘Uitgekleed – Aangekleed’ – over de arbeidsomstandigheden in fabrieken in India waar kleding voor Nederlandse merken wordt gemaakt, blijkt dat deze ronduit slecht zijn. Geen enkele kledingarbeider verdient een leefbaar loon. Ruim een derde van de werknemers krijgt niet eens het minimumloon.

Naar aanleiding van het rapport is de Schone Kleren Campagne een petitie begonnen. Scally: “Er moet iets veranderen. Het is schandalig dat, ondanks de vele aandacht voor dit onderwerp, arbeiders minimaal 54 uur per week werken voor een hongerloon van nog geen 100 euro per maand. Wij hebben het idee dat veel consumenten bereid zijn meer te betalen voor hun kleding. Met de petitie willen wij die boodschap uitdragen aan kledingmerken en de Nederlandse overheid. Merken moeten zorgen voor een leefbaar loon voor alle kledingarbeiders en een inkoopprijs hanteren die het mogelijk maakt een leefbaar loon te betalen. De Nederlandse overheid moet stevige afspraken met de merken maken.” Binnenkort wordt de petitie overhandigd aan de overheid en kledingbedrijven.

Moordende concurrentie 

Maar hoe komt het dat de lonen veelal (ver) beneden het leefbaar loon liggen? Volgens Scally heeft dat te maken met competitie. “Landen zijn bang hun concurrentiepositie kwijt te raken. Hun lonen zijn altijd laag geweest en als ze die omhoog te gooien zijn ze bang dat kledingmerken ervoor kiezen om hun productie te verschuiven naar een land waar de lonen nog lager liggen.” Merken zijn volgens Scally continue opzoek naar manieren om nog goedkoper te produceren. “Dat verklaart waarom de lonen laag worden gehouden.”

Dat landen bang zijn om hun concurrentiepositie kwijt te raken, is ergens ook niet zo gek. Want de verschuivingen zijn goed zichtbaar, vertelt Scally. “In Bangladesh zijn de lonen omhooggegaan, en je ziet nu dat merken hun productie naar Ethiopië en Myanmar verplaatsen.” Ook Sophie Koers, die voor Fair Wear Foundation meewerkte aan een publicatie over eerlijke lonen in de textielindustrie, benadrukt dit probleem. “Overheden gebruiken het argument; als wij het minimumloon verhogen, dan trekt de industrie naar een ander land, om de lonen dan maar zo te houden. Kijk naar China waar de lonen flink zijn gestegen. Daar gaat nu veel industrie weg. En in Myanmar zijn de handelsbeperkingen opgeheven, en hopla dan gaat iedereen daarheen.”

Toch zijn die verschuivingen zeker niet nieuw. Scally: “Als je echt ver teruggaat zie je dat de productie ooit vanuit Europa, waaronder Nederland, verschoof naar Oost-Europa en vandaaruit naar Azië.” Maar ondanks de ‘terechte angst’ is het volgens haar de verantwoordelijkheid van de lokale overheid om te zorgen voor zijn of haar burgers. En dus ook te zorgen voor minimumlonen die in lijn liggen met leefbare lonen.

Wat is een leefbaar loon? 

Maar hoe bepaal je nu eigenlijk wat een leefbaar loon is? “Dat is niet zo makkelijk te berekenen”, zegt Koers. “Ten eerste moet je een goede definitie hebben van wat een leefbaar loon is. Als je kijkt naar Bangladesh dan ligt het leefbare loon zoals de Asia Floor Wage dat heeft berekend, zes keer zo hoog als het minimumloon. Maar als de levensstandaard omhoog gaat, gaat ook de perceptie omhoog van wat je nodig hebt om van te leven. En waar men in Bangladesh bij het berekenen van een leefbaar loon uitgaat van huisvesting waarbij de hele familie op een kamer, zonder eigen sanitair, woont – iets wat normaal is daar – zal dat hier nooit opgaan voor ‘leefbaar’.” En dat is slechts een van de moeilijkheden die komen kijken met het vaststellen van een leefbaar loon. Want dan zijn er ook nog allerlei discussies over wat nu je basis is. Koers: “Is dat het aantal kcal per maand? En welk percentage van je loon besteed je aan maaltijden? En wie tel je mee? Hoeveel kostwinners zijn er? Hoe groot zijn de families? Oftewel: Er zijn ontzettend veel variabelen die hierbij meespelen.”

Desalniettemin zijn er verschillende organisaties zoals de SA8000, de Asia Floor Wage en Fair Wear Foundation, die tools en advies bieden voor het berekenen van een leefbaar loon. Scally: “Wij houden als SKC de Asia Floor Wage aan, omdat die berekening door organisaties zelf in de desbetreffende landen wordt gemaakt. Zij kijken naar het soort voeding en hoeveel geld daarvoor nodig is. Het werk in textielfabrieken is vaak intensief. De Asia Floor Wage kijkt naar hoeveel kcal je als werknemer nodig hebt, en wat het eten op de lokale markt kost om daarin te kunnen voorzien.”

De berekening van het SA8000 management system lijkt daar op. Zij gebruikt de Basic Needs Formula: Leefbaar loon = kosten van voeding (met voldoende voedingswaarde) X  1/percentage van inkomen dat gemiddelde huishouding besteed aan voeding X helft van gemiddelde grootte van een huishouden X 1,1 voor onvoorziene uitgaven. Vaak verschillen de berekeningen ook niet gek veel van elkaar. Allen kijken naar de basisbehoeften zoals voedsel, kleding, huisvesting, school en medische hulp.

‘Iedereen komt met andere cijfers’

Toch komen er, door de kleine verschillen tussen de berekeningen, vaak andere ‘leefbare lonen’ uit. En dat maakt het voor kledingbedrijven lastig om te bepalen wat nu een leefbaar loon is. Althans, zo stellen zij. Hoofd ethiek bij Primark, Paul Lister, zei zo onlangs nog in een interview met OneWorld, toen hem het verschil tussen het minimumloon en leefbaar loon in Bangladesh werd voorgelegd, dat ‘iedereen met verschillende cijfers komt’. Hij wist niks van die 25.000 taka die de Asia Floor Wage als leefbaar loon in 2015 voor Bangladesh heeft berekend.

In plaats van ons blind te staren op het bepalen van een leefbaar loon, kunnen we beter kijken naar hoe we die lonen omhoog gaan krijgen.

Volgens Scally is dit een typisch argument waar veel kledingmerken zich achter proberen te verschuilen. “‘Er zijn te veel berekeningen van een leefbaar loon, dus kunnen wij er niet een kiezen om naar te streven’. Dat is natuurlijk een non-argument.” Maar dat exact berekenen van een leefbaar loon is volgens Koers helemaal niet zo interessant. “In plaats van ons blind te staren op het bepalen van een leefbaar loon, kunnen we beter kijken naar hoe we die lonen omhoog gaan krijgen. Want als er een ding is dat we zeker weten dan is het dat de lonen in bijna alle kleding-producerende landen nu veel te laag liggen. En dat gaat niet over een paar procent, maar over veel, veel, veel te laag. Die lonen moeten verdubbeld, verdriedubbeld of zelfs verzesvoudigd worden.”

Het Convenant

In het Convenant Duurzame Kleding en Textiel dat vorig jaar door meer dan 60 Nederlandse kledingbedrijven, de overheid, en NGO’s werd ondertekent is leefbaar loon een van de speerpunten. Zo is te lezen dat de partijen gezamenlijk streven naar een leefbaar loon in de productie- of toeleveringsketen in 2020. De bedrijven moeten leefbaar loon expliciet onderdeel van het bedrijfsbeleid, inclusief de productie- of toeleveringsketen, maken. Maar hoe ver de plannen daadwerkelijk gaan, is volgens Scally nog maar de vraag. “Wij hebben destijds geen handtekening onder de afspraken gezet omdat het in allerlei abstractheden bleef. In de onderhandelingen hebben wij er meermaals op aangedrongen concrete en bindende afspraken te maken als het ging om een leefbaar loon. Dus: waar streef je naar? Wat versta je onder een leefbaar loon? Hoe ga je dat berekenen? En welke tussenstappen zijn daarvoor nodig? Dat soort dingen ontbreken nu.” De ASN bank zette als eerste bank wel een handtekening onder het convenant. Charlotte Scheltus, mensenrechtendeskundige bij de ASN bank: “Je kunt heel kritisch zijn en je kunt altijd meer doen, maar wat wij zien is dat de lonen nu gewoon te laag zijn. Alles wat je kan doen om die te verhogen, is in onze ogen goed. En dat zal niet van de een op de andere dag gaan, maar we moeten daar wel stappen naartoe gaan zetten.”

Obstakels op weg naar betere lonen

Maar zo lastig kan een loonsverhoging toch niet zijn? “Veel mensen denken: doe gewoon wat bij de verkoopprijs en klaar ben je”, mailt Lotte Schuurman van Fair Wear Foundation. “Maar helaas is het en stuk complexer dan dat.” En dat blijkt ook wel uit de publicatie Living Wages, an explorers’ notebook die Schuurman meestuurt. FWF heeft met een aantal kledingmerken gekeken naar manieren om de lonen bij hun fabrikanten te verhogen en heeft de obstakels op weg naar betere lonen in kaart gebracht. Het zijn er in totaal negen. Variërend van het gebrek van collectieve onderhandelingen en goede voorbeelden tot het probleem rondom het berekenen van een leefbaar loon en de vraag hoe het geld daadwerkelijk bij de textielarbeiders gaat komen, en niet in de broekzak van de fabriekseigenaar verdwijnt, om een voorbeeld te noemen.

Volgens Koers, die meewerkte aan de publicatie en betrokken is bij het implementeren van hogere lonen bij de aangesloten merken, is het grootste obstakel de eerste: ‘lack of collective bargaining, oftewel: het gebrek van collectieve onderhandelingen. “Lonen moeten naar ons idee uiteindelijk tot stand komen op basis van collectieve afspraken met de werknemers. De arbeiders zelf hebben nu geen stem in het vaststellen van de lonen in de meeste kledingproductielanden. En zolang dat zo is, zullen de lonen nooit echt duurzaam en op een goed niveau komen. Want zodra er druk komt op productie leveren de lonen de makkelijkste bezuiniging op.”

Problematisch is volgens Koers ook dat de financiële/ economische macht vaak ligt bij de merken die inkopen bij de fabrieken terwijl het op papier de fabrieken zijn die gaan over het loon van hun arbeiders. “De directe werkgeversrelatie is tussen de fabriek en de werknemer. Vandaar dat wij ook de merken gebruiken als ingang voor de fabrieken. Zonder de wil van de merken gaat er weinig veranderen. Want als een fabriek opeens zegt we gaan morgen een leefbaar loon betalen, dan verliezen ze daar klanten op. Ze prijzen zichzelf de markt uit.”

Bedrijven moeten zich committeren aan fabrieken, stelt Koers. “Zij moeten bereid zijn om niet alleen een beetje extra geld te betalen, maar ook om de fabrieken het vertrouwen te geven dat ze op lange termijn zaken willen doen en met hen en willen meewerken aan een verhoging van de lonen.”

Betalen merken als H&M, Adidias en Nike een eerlijk loon? 

De ASN Bank publiceerde afgelopen november een rapport over leefbaar loon. Samen met het Impact Centre Erasmus, Expertisecentrum van de Erasmus Universiteit Rotterdam, onderzocht zij veertien grote bedrijven in de kleding- en textielsector die deel uit maken van het ASN Beleggingsuniversum. Hieronder vallen onder andere H&M, Asos, Puma, Adidas, Inditex (Zara, Pull&Bear), Nike en Esprit. Geen van deze bedrijven betaalt zijn productiemedewerkers altijd een leefbaar loon, zo blijkt uit het rapport. Charlotte Scheltus, mensenrechtendeskundige bij de ASN Bank en verantwoordelijk voor het traject rondom het leefbaar loon: “We hebben gekeken naar het beleid en de praktijk van deze bedrijven. Daaruit blijkt dat bijna alle bedrijven het belang van leefbaar loon erkennen maar in de praktijk nog grote stappen moeten zetten. We zijn nu bezig met het ontwikkelen van een programma dat bedrijven stapsgewijs concrete handvatten biedt om te laten zien wat ze kunnen doen.” Volgens Scheltus hebben alle merken laten weten hieraan mee te willen werken. “We willen dat in 2030 al deze veertien kledingbedrijven een leefbaar loon hebben ingevoerd. En als een bedrijf daar niet aan mee wilt werken, dan kan het zijn dat we besluiten om daar niet meer in te investeren.”

Wordt onze kleding duurder?

Maar zijn wij als consumenten wel bereid om meer te betalen voor een kledingstuk? “Ja”, zegt Koers. “Verschillende onderzoeken wijzen uit dat het prijsverschil zo klein is, om het loonverschil te dekken, dat consumenten daartoe wel bereid zouden zijn.” Arbeid maakt dan ook maar voor een klein deel uit van de totale kostprijs van een T-shirt. Zo rond de 2 tot 3 procent. Een verdubbeling van de lonen heeft dus geen enorme invloed op de prijzen van de producten. Het gaat volgens Koers om een paar cent bovenop een kledingstuk. Ook Scally denkt dat consumenten meer willen betalen voor hun kleding, of het in elk geval belangrijk vinden dat de arbeiders een leefbaar loon krijgen. “Kleding hoeft soms niet eens duurder te worden. Dat is afhankelijk van de keuzes van de bedrijven.” Volgens Koers zitten de grootste obstakels voor consumenten hem nu in het gegeven dat niet duidelijk is waar ze meer voor zouden moeten gaan betalen, ze niet weten waar ze naar ‘eerlijke kleding’ moeten zoeken en dat ze niet bereid zijn om er veel moeite voor te doen.

‘Een grote wereld van misleiding’

Maar met alleen de wil van consumenten gaat er weinig veranderen. “Als je kijkt naar de oplossing voor het probleem, dan is ons in elk geval wel duidelijk geworden dat het niet alleen door bedrijven aangepakt kan worden”, zegt Charlotte Scheltus, mensenrechtenexpert bij ASN Bank.  “Wat je wil is dat de sector in zijn geheel de lonen verhoogd. Er moet een samenwerking ontstaan tussen bedrijven, productiefaciliteiten, overheden en vakbonden.” Koers en Van Yperen sluiten zich bij deze ‘gezamenlijke aanpak’ aan. Koers: “Merken moeten ten eerste stoppen met het achter na lopen van de aller-aller-allergoedkoopste prijzen. Samen met fabrieken en overheden moeten ze om de tafel gaan zitten. Want als individu maak je geen kans binnen deze enorme industrie.” Belangrijk is ook dat de relatie tussen fabrikanten en bedrijven verbetert, zegt Van Yperen. “Je kunt controleren wat je wilt en certificaten blijven uitdelen maar het is een grote wereld van misleiding. Deze industrie is voor een groot deel gebaseerd op wantrouwen, we moeten naar een systeem van vertrouwen.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons