De coalitie van het convenant bestaat uit de Nederlandse brancheorganisaties VGT, Modint en Inretail, de vakbonden FHV en CNV, de maatschappelijke organisaties Solidarid, UNICEF, de Landelijke India Werkgroep, Stop Kinderarbeid Coalitie, Stichting Vier Voeters en de overheid.
Aan een lange tafel in Nieuwspoort zetten de directeuren van onder meer Zeeman, Coolcat, Hema en Sissy Boy hun handtekening onder het Convenant Duurzame Kleding en Textiel. Zo’n drie maanden geleden werd de serie afspraken, die moet gaan zorgen voor een verduurzaming van de textielsector, voor het eerst gepresenteerd.
De brancheorganisaties, de overheid en maatschappelijke organisaties stelden zichzelf ten doel minstens 35 kledingbedrijven, met een marktaandeel van 30 procent, aan de afspraken te willen binden. Een maand later bleken 27 merken zich erbij aan te willen sluiten. Inmiddels is dat aantal opgelopen tot 55. “De doelstelling is gehaald, de eerste stap is gezet. Nu moeten we het gaan waarmaken”, aldus Pierre Hupperts, de voorzitter van het convenant.
Historisch moment
De sfeer is goed onder de aanwezige bedrijven in Den Haag: er wordt gesproken van ‘een historisch moment’ en felicitaties worden uitgewisseld. De opluchting bij de initiatiefnemers is zichtbaar. Het was dan ook tot het laatste moment spannend of het beoogde doel wel gehaald zou gaan worden, zo doet Hupperts geloven. “Twee weken geleden zaten we nog rond de dertig bedrijven, nu zijn het er 55, en het aantal loopt nog steeds op.”
De deelnemende bedrijven gaan werken aan negen specifieke thema’s: 1. Discriminatie en gender; 2. Kinderarbeid; 3. Gedwongen arbeid; 4. Vrijheid van vakvereniging; 5. Leefbaar loon; 6. Veiligheid en gezondheid werkplek; 7. Grondstoffen; 8. Watervervuiling en gebruik chemicaliën, water en energie; 9. Dierenwelzijn.
Compromissen sluiten
Hoewel het enthousiasme groot is, wordt ook al snel duidelijk dat in aanloop naar het vaststellen van het convenant, flink wat onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Tijdens de paneldiscussie geven de maatschappelijke organisaties aan dat ‘er flink wat tegengestelde belangen zijn geweest’. Hupperts zegt zelf dat ze de lat in eerste instantie erg hoog hadden gelegd, en dat er uiteindelijk toch compromissen moesten worden gesloten om tot een akkoord te komen. Een daarvan ging over het overbruggen van het gat tussen het huidige loon en een leefbaar loon. Volgens Hupperts was dat voor de bedrijven nu nog niet mogelijk, omdat het collectief geregeld moet worden. En dat kost tijd. “Voor elk bedrijf moet je nagaan in welke fabrieken zij produceren, en in sommige fabrieken wordt kleding voor meer dan twintig merken geproduceerd. Kom dan maar eens tot een besluit. Je wilt de bedrijven niet kwijtraken.”
Voor de Schone Kleren Campagne (SKC), de organisatie die zich inzet voor betere omstandigheden in de textielsector, was dat ook de reden om uiteindelijk geen handtekening te zetten onder het convenant. In maart gaven zij al aan dat het verdrag volgens hun ontbrak aan concrete afspraken over een leefbaar loon en structurele controle van de fabrieken. Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking reageerde hier teleurgesteld op, maar toonde begrip voor SKC. “Ik snap dat ze bij de start van het convenant al concrete toezeggingen van afzonderlijke Nederlandse bedrijven hadden gezien over de verhoging van lonen richting een leefbaar loon. Maar dat zat er niet in.”
Misleidend
Zowel Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER, als Hupperts en Ploumen benadrukken tijdens de ondertekening dat dit nog maar het begin is. “Dat de handtekeningen zijn gezet, betekent dat de bedrijven nu de verantwoordelijkheid moeten gaan nemen en vanaf nu gaan werken aan de doelstellingen”, vertelt Hupperts. Dat de Volkskrant deze ochtend kopte met: ‘Kabinet presenteert lijst met eerlijke kledingmerken’ en vervolgens in het artikel sprak van een lijst voor consumenten waarop zij konden zien bij welke winkels zij wel of geen schone handen konden houden, is volgens de voorzitter dan ook niet juist. “Je kunt nu zeker nog geen vinkje achter de merken zetten.”
Tara Scally van de SKC noemt deze zogeheten witte lijst zelfs misleidend: “Dat er nu een handtekening is gezet door de bedrijven zegt nog niks over hoe duurzaam hun keten is.” Zelf zegt ze onlangs bij een aantal Indiase fabrieken van merken die op de lijst staan langs te zijn geweest. “Bij sommige werd nog geen leefbaar loon, of zelf niet het minimumloon, gehanteerd.” Om welke merken het gaat, wil ze verder geen uitspraken doen. “Eind van de zomer komt hierover een rapport naar buiten.”
55 kleding- en textielbedrijven ondertekenen op 4 juli het convenant. Samen hebben de bedrijven een marktaandeel van ruim 30 procent in Nederland. In 2020 moet dit aandeel zijn opgelopen tot 80 procent.
Misstanden opsporen
Ploumen geeft zelf toe dat ze ‘wel een beetje hebben zitten pushen’. “Er zijn absoluut nog geen garanties te geven. Er zitten merken tussen die het al een heel eind op orde hebben, maar ook waar nog veel bij moet gebeuren.” De komende vijf jaar zijn de bedrijven die het convenant hebben ondertekend verbonden aan de afspraken. Het houdt in dat zij hun textielketen in kaart moeten brengen, misstanden hierbinnen moeten opsporen en elk jaar met een plan van aanpak moeten komen om deze op te lossen. Het secretariaat van het convenant houdt hier toezicht op en komt elk jaar met een ‘tussenstand’.
Als het aan Ploumen ligt kan de Nederlandse consument binnen een aantal jaar in elke winkel kleding kopen zonder na te denken hoe het is gemaakt. Maar dat 'zorgeloos shoppen' vraagt nog altijd wel om een verantwoorde en kritische houding van de consument. Want hoewel Ploumen zelf denkt dat het fast fashion model – heel veel kleding voor heel weinig geld – wel duurzaam kan, moeten we ook stilstaan bij de hoeveelheid die we aanschaffen. “Maar dat is uiteindelijk toch echt aan de consument zelf.”