Het valt niet mee om het droog te houden bij de documentaire Virunga van regisseur Orlando von Einsiedel. Het verhaal over het door oliemaatschappij SOCO en militie M-23 bedreigde Nationaal Park in Congo is doorspekt met prachtige beelden van in het park levende berggorilla’s. Sommigen zijn geadopteerd door de parkwachten en worden door hun verzorgers als kinderen op hun rug rondgesjouwd.
De film laat er geen misverstand over bestaan: de zwaar bewapende rangers zijn echte helden. Ze beschermen de ongerepte heuvels van de tweehonderd zeldzame ‘Gorilla’s in de Mist’ en de andere wilde dieren. Ze bestrijden plunderaars, rebellen en de hebzuchtige olie-exploitanten die het natuurgebied dreigen te doen verkeren in een tweede Niger-Delta. In de film worden de parkwachten op handen gedragen door allen die in Virunga wonen; zowel dier als mens zijn dankbaar voor de belangeloos aangeboden bescherming van hun prachtige omgeving. In werkelijkheid is het professioneel getrainde leger van parkwachten een van de problemen die de lokale bevolking ondervindt in de dagelijkse strijd om het bestaan.
[[{“fid”:”31925″,”view_mode”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”link_text”:null,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_volle_breedte media-element file-file-styles-artikel-volle-breedte”,”id”:”styles-6-0″}}]]
Lousy job
“We hebben in jaren geen vlees gehad”, zegt de voormalige jager John Ilunga, 60, uit het dorp Nyakokoma. “Zelfs de zwarte markt is opgedroogd.” Naast vis is wild vaak het enige eiwit in het dieet van de mensen die in Virunga wonen. Ilunga kijkt weemoedig bij de herinnering aan de tijden dat er meer “everzwijn en hert te jagen was dan je ooit op zou kunnen. Maar dat is nu verboden.” Zijn college Ndayambajé , 42, die vroeger ook jager was, verkoopt nu drinkwater aan dorpelingen in Kiwanja. De hele dag water tanks vervoeren op zijn fiets is een ‘lousy job’, zegt hij, vergeleken met de goede oude tijd toen hij nog nijlpaarden schoot. “We verkochten leer, botten, vlees, noem maar op. Het was een goed leven. Maar die tijd is voorbij. Het park is niet meer van ons.”
Het beroep van hun vaders en opa’s is nu illegaal
De voormalige jagers worden nu ‘stropers’ genoemd. Het beroep van hun vaders en grootvaders is in deze moderne tijden tot een misdaad benoemd. Ilunga en Ndayambajé kunnen nu alleen maar hopen op een nieuwe baan in het natuurbehoud of het toerisme, zoals het plan wil van Virunga Parkmanager Emmanuel de Merode. De Merode, een compromisloze milieu-activist van Belgische koninklijke komaf, heeft een blauwdruk vervaardigd voor een vreedzaam, eco-vriendelijk, op toerisme en natuurbescherming gebaseerd economisch systeem in het park. Het moet voorzien in een acceptabel bestaan voor de 27.000 families die hier leven van visserij en landbouw in het gebied.
Maar dat plan is, als het überhaupt verwezenlijkt gaat worden, iets voor de toekomst. Voor nu begrenzen de parkwachten vooral de ruimte waarin je kunt boeren of zelfs lopen. Overal aan de horizon zie je ze, met hun AK-47’s, granaatwerpers en andere zware bewapening, in hun uniform en rubber laarzen. “Wij beschermen hier de dieren, c’est tout,” zegt een van hen, gevraagd naar wat zijn werk inhoudt. Dan streng: “En je kunt me geen vragen stellen. Ik zeg toch niets.”
Buffalo, brandhout en schrikdraad
Een paar maanden geleden werd een vrouw uit Nyakakoma op zoek naar brandhout doodgetrapt door een buffel. Dorpsgenote Kahambu Sifa, 35, is bang nu, maar moet nog geregeld dezelfde gevaarlijke zoektocht ondernemen. “Zolang we alleen dood hout meenemen, worden we getolereerd. Maar we hebben formeel niet het recht om hout te zoeken en dus krijgen we geen bescherming.” Landerijen en dorpen worden ook met enige regelmaat binnengevallen door olifanten, terwijl apen keukens plunderen. Dorpelingen die de beesten verjagen krijgen te horen dat ze hen geen schade mogen toebrengen.
Op sommige plaatsen heeft het Congelese Instituut voor Natuurbehoud ICCN (Institut Congolais pour la Conservation de la Nature) elektrische afrasteringen aangebracht tussen de natuur en de bewoonde en bebouwde gebieden, maar het conflict duurt voort: het park beschuldigt dorpelingen van invasie, terwijl de dorpelingen het parkmanagement op hun beurt beschuldigen van landroof. De workshops over ‘duurzaamheid’, door het ICCN aangeboden aan de dorpsbevolking, overtuigen nog niet. “Het lijkt wel of landbouw hier nu verboden is”, zegt Ngambo Kizito, boer te Rutshuru. “Ik kan mijn land niet meer afbranden om het voor te bereiden op nieuwe gewassen. En tegenwoordig moet je de specialisten al bellen voordat je ook maar één boom kapt.”
Het rebellenleger M 23 neemt ook toeristen mee naar de gorilla’s
Maar de milieuactivisten hebben ook een punt. De natuurlijke reserves van het gebied raken wel degelijk uitgeput. “Tegenwoordig vang ik tien vissen op een dag. Twintig jaar geleden waren dat er nog duizend,” zegt Lake Edward-visser Baseme (40). Oorzaken van de uitputting variëren: algemene overbevissing vanwege het ontbreken van vlees; vervuiling en beschadiging als gevolg van ongereguleerd toerisme; stroperij van nijlpaarden, waarvan de tanden waardevol zijn op een manier die vergelijkbaar is met de hoorn van neushoorns. Uitwerpselen van de nijlpaarden zijn vissenvoer, dus minder nijlpaarden betekent minder vis.
[[{“fid”:”31927″,”view_mode”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”link_text”:null,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_volle_breedte media-element file-file-styles-artikel-volle-breedte”,”id”:”styles-6-0″}}]]
Verdienmodel
Belangrijke schuldigen aan overbevissing en stroperij zijn overigens de milities, overblijfselen uit de Congolese oorlog, die hier nog steeds rondzwerven en plunderen. Sommige van deze, zoals M23, hebben zelfs een verdienmodel ontwikkeld waarbij ze zelf toeristen meenemen om de gorilla’s te zien – voor een fractie van de officiële parkprijs. Als de bewoners van Virunga iets meer dan wat ook moe zijn, is het wel de milities, die chaos en geweld blijven zaaien waar er ook maar pogingen worden ondernomen om rustig te bespreken hoe het nu verder moet.
En toen ging de overheid zich ermee bemoeien. Niet om de milities te bestrijden, of om duurzame banen te scheppen in het gebied, of om te helpen met management, regelgeving en het leveren van diensten aan de bevolking. Maar om de zaak, althans in de ogen van velen, nog te verergeren. In 2011 verleende de regering-Kabila een olie-exploratievergunning aan het Britse bedrijf Soco, nadat er olie gevonden was onder Lake Edward. Diezelfde regering zou in 2013 1,7 miljoen dollar van Unesco opstrijken als subsidie voor het handhaven van het Virunga park als een World Heritage Site. Maar intussen ging Soco gewoon door met het boren naar olie in het park.
Het kwam de regering op een formeel protest van Unesco te staan. Maar die, gewend als ze is aan het verkopen van de nationale grondstoffen aan de hoogste bieder en soms aan diverse bieders tegelijk, trok zich daar weinig van aan.
Big Oil komt met steekpenningen en T-shirts
Toen brak, zoals te zien is in de Virunga-documentaire, de hel los. Parkbaas De Merode riep zijn troepen op zich met man en macht tegen de binnendringende olieboeren van Soco te verzetten. Bij zijn protest sloten zich tal van plaatselijke milieuorganisaties aan, die er op wezen dat een visplek bij Lake Edward reeds afgezet was door Soco. Visser Paluku Kasereka (33), was een van degenen die daartegen protesteerden. “Soco belemmerde ons de toegang tot onze oevers. Zou het niet beter zijn als de visserij werd beschermd, in plaats van het olieboren? Aan de vis hebben we tenminste iets. De olie is er toch alleen maar voor de blanken.”
Aan de vis hebben we tenminste iets, de olie is er toch maar voor de blanken
De milieuorganisaties stelden tevens aan de kaak wat zij ‘omkoping’ door Soco noemden: het uitdelen van T-shirts en zonnepanelen aan lokale chiefs en dorpelingen. Er werden ook gevallen van omkoperij met grof geld van rebellen en Congolese militaire kopstukken door Soco ontwaard, die Soco bij hoog en bij laag ontkende. (Het bedrijf heeft nu, nadat de Virunga film een en ander documenteerde, een intern onderzoek beloofd).
Leegplunderen voor eigen gewin
Toen Emmanuel de Merode werd neergeschoten bij een aanval op zijn konvooi op 15 april van dit jaar, kwamen milieuactivisten snel met een beschuldiging aan het adres van Soco. Achteraf bleek dat het waarschijnlijk een rebellen-aanval was die te maken had met stroperij. Verborgen camerabeelden in de Virunga-documentaire tonen echter wel de harteloze onverschilligheid die het beveiligingspersoneel van Soco tegenover de lokale bevolking aan de dag legt. “Kinderen die niet voor zichzelf kunnen zorgen”, noemt een Soco-man hen, en een ander heeft het over ‘wilden’.
De angst dat het park verwoest zal worden door Soco is misschien niet zozeer gebaseerd op olie-exploratie in het algemeen: in goed gereguleerde landen als Noorwegen wordt immers naar olie geboord zonder dat het milieu er noemenswaardig onder lijdt. Maar in de Democratische Republiek Congo doet de overheid al sinds jaar en dag precies wat de Belgische kolonisator deed in de tijd voor de onafhankelijkheid: het leegplunderen van de bodem voor eigen gewin zonder enige aandacht voor mensen, dieren of de gezondheid van het landschap.Sommigen in de DRC maken zich niet al te bezorgd over deze geschiedenis.
Albert Kabasele, hoofd van de Landbouwfaculteit van de Universiteit van Kinshasa, ondersteunt bijvoorbeeld de olie-exploratie omdat “het land vrij moet om zijn rijkdommen te exploiteren.” En Flory Nyamwoga, de secretaris van de Nationale Landhervormingscommissie in de DRC, is van mening dat “een olie-project duurzaam kan worden behandeld, in het belang van de omliggende gemeenten, zoals in het Queen Elizabeth National Park in Uganda.” Maar velen zijn zich er maar al te goed van bewust dat de rijkste provincie van het land, Katanga, nu omwille van roofzuchtige en onveilige uranium mijnbouw op sommige plekken radioactief is en bezaaid is met lichamen van dode mijnwerkers.
We kunnen alleen maar hopen om banen te krijgen
Opmerkelijk genoeg is het precies dat wantrouwen tegenover de overheid dat sommigen in Virunga ertoe brengt om hun hoop te vestigen op het oliebedrijf. “Of we nu hoog of laag springen, onze regering zal toch doen wat Soco wil. We hopen maar dat ze ons tenminste banen geven”, zegt Jean Kambale, een jonge visser van 19 in Nyakakoma. Kambale is aanwezig geweest bij een briefing die Soco onlangs aan dorpelingen gaf en meldt dat de vertegenwoordigers van het bedrijf hoog opgaven van de nieuwe wegen, zonnepanelen en andere verbeteringen waarmee het al begonnen is in de omgeving. Kambale hoopt er maar het beste van.
Maar vooralsnog heeft hij alleen Ugandezen voor Soco aan het werk gezien en geen Congolezen. “Ze denken dat Ugandezen betere kwalificaties hebben dan wij”, zegt hij. Zijn dorpsgenoot Kahambu Sifa knikt. “Zelfs voor keukenbanen brengen ze Ugandezen hiernaartoe”, zegt ze, eraan toevoegend dat ze dit gehoord heeft van een Ugandese vriendin bij de catering van Soco.
Onder druk van de protesten van Unesco en het Wereld Natuur Fonds verklaarde Soco in juni 2014 zich te zullen terugtrekken uit Virunga. Deze belofte werd door milieu-activisten als een overwinning gevierd, maar lokale waarnemers zowel als de internationale organisatie Global Witness wezen er al snel op dat zakelijke besprekingen tussen de Congolese regering en Soco over oliewinning in het park gewoon doorgingen, alsmede de exploratie-activiteiten in het park zelf. Er wordt nu niet naar olie geboord door Soco in Virunga, maar dat zou ook zonder protesten nog niet gebeurd zijn omdat eerst de resultaten van het eerder gedane bodemonderzoek bestudeerd moeten worden. Pas midden volgend jaar zal blijken of er echt met olieboren door Soco in het park begonnen wordt.
Een andere jonge inwoner van Nyakakoma, Jérémie Kandolo, die met zijn broertje van twaalf leeft van een eigen stukje grond, zegt dat hij ‘veel leed’ heeft meegemaakt onder de handen van de plunderende milities. ‘Mai Mai, die van Laurent Nkunda, M23, CNDP, en ons eigen leger ook. Ze hebben ons allemaal pijn gedaan. Maar nu Soco er is, is er beveiliging. Ik wil alleen maar vrede.”
Noten:
Voor deze reportage leidde Eric Mwamba een team onderzoek in Kinshasa en Virunga. Het team bestond uit Francis Mbala (Kinshasa), Clarisse Muamba (Kinshasa), Dieudonné Mulela (Virunga) en Elvis Katsana (Virunga).
Deze reportage werd gemaakt in opdracht van ZAM. Hij wordt vandaag tevens gepubliceerd in de ZAM Chronicle. Zie hier voor het originele verhaal en meer ZAM Chronicle verhalen