“Mijn ouders kunnen niet bellen, want ze zijn doof. Maar kan ik u misschien verder helpen?”
Ik was zes. Maar ik kon al op de automatische piloot gesprekken voeren met telefoonmaatschappijen en zorgverzekeringen. Het is een voorbeeld van de vele dingen die ik al op jonge leeftijd deed omdat mijn beide ouders doof zijn. Ook belde ik zelf naar school wanneer ik ziek was, en ging ik als enige van de klas mee naar oudergesprekjes, om te kunnen tolken tussen de docent en mijn ouders.
Op jonge leeftijd hadden mijn broertje en ik, die allebei kunnen horen, veel meer verantwoordelijkheden dan andere leeftijdsgenootjes. Het heeft ons gemaakt tot wie we zijn. Bang zijn voor sociaal contact was geen optie en we waren van jongs af aan al erg onafhankelijk. En er waren meer voordelen: muziek luisteren kon altijd en nooit hoefde de televisie zachter.
Wanneer ik vandaag de dag aan iemand vertel dat mijn ouders doof zijn, volgt er een standaard rijtje met vragen – met hierbij de standaard antwoorden mijnerzijds:
“Dus je praat niet met je ouders?”
Dove mensen hebben gewoon een stem en kunnen dus gewoon praten. Wel verschilt het per persoon of deze stem gebruikt wordt. Mijn moeder is doof en met haar praat ik in gebarentaal. Zij gebruikt soms haar stem, soms niet. Mijn vader is slechthorend, wat betekent dat onze communicatie vooral plaatsvindt door liplezen, duidelijk articuleren en harder praten. Mijn vader gebruikt zijn stem altijd.
“Maar hoe heb jij dan leren praten?”
Geen idee, hoe heb jij leren praten? Naar mijn idee ben ik tweetalig opgevoed: Nederlands en de Nederlandse Gebarentaal (NGT) – wat overigens een erkende niet-universele taal is. Ik ben nooit voorgelezen, weet niet wat mijn eerste woordje was en mijn spreekwoordenschat is niet groot. Maar dit heeft mij nooit beperkt. Wel zullen veel omgevingsfactoren invloed hebben gehad op mijn taalontwikkeling, zoals de begeleiders van de kinderopvang, familie, vrienden en buren.
“Wat toevallig dat je beide ouders doof zijn, hoe kan dat?”
Er is een enorme doven-community in ons land met bijeenkomsten, activiteiten en gebarencafés. Mijn ouders hebben elkaar leren kennen op een georganiseerde ‘dovenreis’, net zoals dat jij jouw partner leert kennen op een jongerenvakantie.
“Vind je het niet vervelend?”
Totaal niet. Ik zou het niet anders gewild hebben.
In principe had ik niet door dat mijn gezinssituatie bijzonder is. De beperkingen van mijn ouders waren normaal voor ons. Maar nu ik volwassen ben, krijg ik een veel duidelijker beeld van de gebreken die mijn ouders in het dagelijks leven tegenkomen. Om te kijken of de gebreken die ik zag bij mijn ouders ook voorkomen bij andere dove mensen, raadpleegde ik mijn dove en slechthorende Facebook-vrienden. Er ontstond een levendige discussie waarbij vele ongemakken aan het licht kwamen.
De eeuwige wachtkamer
“Ik had een afspraak in het ziekenhuis en zat in de wachtkamer. Op mijn dossier staat duidelijk ‘doof’. Na een half uur mensen in en uit de behandelkamer te hebben zien lopen, besloot ik toch maar even te peilen bij de balie. ‘Oh mevrouw, we hebben u al drie keer geroepen’, zei de receptioniste. Ik kon wel janken.”
Ook is het maken van een afspraak bij het ziekenhuis, de huisarts of de tandarts een struikelblok voor slechthorenden, die hierdoor afhankelijk blijven van vrienden en familie. Na overleg komt het soms voor dat instanties slechthorende mensen mailen of sms’en voor een afspraak, maar door de privacywetgeving is dit vaak niet mogelijk.
Reizen
Ondertiteling
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand