Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
De stap van de gemeente Utrecht om vrijgekomen sociale huurwoningen gedurende zes weken vrijwel uitsluitend beschikbaar te stellen aan statushouders, deed half Nederland deze week op de achterste benen staan. Vrijwel alle grote media
kopten dat statushouders ‘voorrang’ zouden krijgen, wat scheve gezichten van andere woningzoekenden opleverde en op social media een stroom aan haatcommentaren.
Maar is er wel sprake van ‘voorrang’? Is het huisvesten van statushouders niet een plicht van Nederlandse gemeenten? Vijf vragen en antwoorden over de huisvesting van statushouders op een rij.
1. Wat is een statushouder?
Een statushouder, ook wel vergunninghouder genoemd, is iemand met een verblijfsvergunning om voor vijf jaar of onbepaalde tijd in Nederland te blijven. Statushouders hebben de asielprocedure doorlopen en zijn dus geen asielzoeker meer, maar ze hebben ook (nog) niet de Nederlandse nationaliteit. Op papier heeft de overheid de wettelijke plicht om statushouders binnen veertien weken na de toekenning van hun verblijfsvergunning een permanente woning toe te wijzen. De praktijk is anders: vaak verblijven nieuwe statushouders nog weken of maanden in het asielzoekerscentrum.
“
15.261 statushouders wachten op een woning
Op het moment van schrijven worden er
42.384 mensen opgevangen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA, 1 juli 2022). Ruim een derde van deze groep, 15.261 mensen, is statushouder en dus wachtend op een woning. Het Rijk heeft gemeenten
gevraagd om 7500 statushouders op korte termijn op te vangen, met als doel de druk in aanmeldcentrum Ter Apel en in de asielzoekerscentra door het land te verlichten.
2. Hoeveel sociale huurwoningen gaan naar statushouders?
Nederland heeft zo’n 2,2 miljoen sociale huurwoningen, bedoeld voor mensen die een koopwoning of huurwoning in de vrije sector niet kunnen betalen. De maandelijkse huurprijs van deze woningen is op dit moment maximaal 763,47 euro. Minister Hugo de Jonge (CDA) van Volkshuisvesting riep gemeenten begin juni in een brief op om 12,5 procent van de vrijgekomen sociale huurwoningen aan statushouders toe te wijzen. Tot dan toe was dat streven 9 procent.
Maar zelfs dat betrekkelijk lage percentage werd in de afgelopen jaren slechts één keer gehaald: in 2016, toen er een piek plaatsvond in het aantal vluchtelingen dat naar Nederland kwam door onder meer de oorlog in Syrië, ging 11 procent van de vrijgekomen sociale huurwoningen naar statushouders.
“
Tussen 2015 en 2019 ging 7,9 procent van de sociale huurhuizen naar statushouders
Tussen 2015 en 2019 werden er jaarlijks gemiddeld 194.179 sociale huurwoningen toegewezen door corporaties. Die moesten worden verdeeld onder statushouders en andere burgers. In die periode ging gemiddeld 7,9 procent naar statushouders: zo’n 15.300 woningen per jaar. In een stad als Breda
wachten al ruim 30.000 mensen op een sociale huurwoning.
In 2020 ging slechts 4,3 procent van de vrijgekomen sociale huurwoningen naar statushouders. Dat lage aantal zou mede te verklaren zijn door de coronacrisis, toen minder mensen in Nederland asiel aanvroegen. Cijfers voor 2021 zijn nog niet bekend.
3. Verdringen statushouders anderen van de woningmarkt?
Nee. Zoals de cijfers bij vraag 2 aantonen, is het aandeel van statushouders op de woningmarkt relatief klein. Ruim 90 procent van de sociale huurwoningen gaat momenteel níet naar deze groep. De woningcrisis wordt dan ook veroorzaakt door politieke beslissingen, niet door statushouders, zeggen kenners. Door woonbeleid dat streeft naar het optimaliseren van winst voor investeerders nam het aandeel sociale huurwoningen af (tussen 2013 en 2020 met zo’n 100.000). Stadsgeograaf Cody Hochstenbach
schreef eerder in een artikel voor OneWorld: ‘Door te wijzen naar statushouders en andere gemarginaliseerde groepen, kan de politiek ongestoord verdergaan met het afbreken van de eens internationaal vermaarde Nederlandse volkshuisvesting.’
Ook de Adviescommissie Vreemdelingenzaken, een onafhankelijk adviescollege dat regering en parlement over migratie adviseert, vindt het onjuist om statushouders als zondebok van de woningcrisis aan te merken.
Volgens de commissie is de huisvesting van statushouders een onderdeel van het woningtekort, niet een oorzaak ervan. In een nieuwsbericht op haar site schrijft de commissie: ‘In absolute zin zorgen statushouders voor extra druk op de sociale woningmarkt. Maar de wooncrisis wordt niet door hen veroorzaakt. Het aanwijzen van statushouders (of welke andere groep dan ook) als oorzaak van de wooncrisis is niet alleen moreel kwestieus, het ontneemt ook het zicht op het echte probleem.’
4. Welke plicht hebben gemeenten naar statushouders?
Vanaf volgend jaar worden gemeenten
verplicht om asielzoekers (die nog geen verblijfsvergunning hebben) op te vangen. Op dit moment mogen ze nog weigeren om hen te huisvesten, maar ze zijn wel verplicht om mensen mét een verblijfsvergunning op te nemen in hun stad of dorp. Rijksoverheid bepaalt elk halfjaar hoeveel statushouders een gemeente moet opnemen (de zogeheten ‘taakstelling’): een grote gemeente moet meer mensen woonruimte bieden dan een kleine gemeente. Erg kleine gemeentes hoeven niemand te huisvesten.
“
Lang niet alle Nederlandse gemeenten komen de huisvestingsplicht van statushouders na
Tot zover de regels op papier, want de praktijk is wederom anders. Lang niet alle Nederlandse gemeenten komen de huisvestingsplicht van statushouders na. Op 1 juli waren door heel Nederland 1858 minder statushouders gehuisvest dan voor de eerste helft van het jaar was afgesproken. Eind mei hadden tien gemeenten met een taakstelling nog niet één statushouder opgenomen. Utrecht zat op dat moment nog met een ‘gat’ van 278 mensen. De Domstad heeft voor de tweede helft van het jaar een taakstelling gekregen van 490 statushouders. Omdat het deels om gezinnen gaat, zijn er in totaal zo’n 230 woningen nodig.
5. Krijgen statushouders dus ‘voorrang’?
Nee. Dat Utrecht de achterstand gaat wegwerken en zich aan de nieuwe taakstelling lijkt te gaan houden, heeft niets met ‘voorrang’ te maken. De stad komt enkel haar afspraak met Rijksoverheid na, zij het deels te laat.
“
Zonder deze regeling zouden vergunninghouders zo goed als kansloos zijn op de woningmarkt
Zonder deze regeling zouden vergunninghouders zo goed als kansloos zijn op de woningmarkt. De gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning in Nederland is namelijk meer dan zeven jaar, maar als nieuwe inwoners van Nederland hebben statushouders geen wachttijd kunnen opbouwen. Bovendien hebben ze vaak niet de financiële middelen om een huis te kopen of een woning in de vrije sector te huren, noch een netwerk van vrienden of familie om tijdelijk onderdak te krijgen.
Vanaf augustus wordt in principe 90 procent van de vrijgekomen sociale huurwoningen in Utrecht toegewezen aan statushouders, de overige 10 procent blijft beschikbaar voor andere noodgevallen. Na zes weken gaat Utrecht weer over op de gebruikelijke verdeling van huurwoningen in de sociale sector. Betekent dat dat er geen reden voor ophef is? Wethouder Asiel en Integratie Rachel Streefland verwoordt het tegen Radio1 treffend: ‘Dat we nu kiezen voor deze snelle en onorthodoxe ingreep, geeft aan hoe groot de asiel- en de wooncrisis zijn.’