“Juist omdat we neutraal zijn, moeten we ons uitspreken”, zei Harm Goossens, directeur van het Nederlandse Rode Kruis, tijdens dit interview met OneWorld begin maart. Hij wist toen nog niet hoe snel die uitspraak op de proef zou worden gesteld: op 23 maart doodden Israëlische militairen vijftien hulpverleners in Gaza, onder wie acht collega’s van de Palestijnse Rode Halve Maan. Op beelden die werden aangetroffen op de telefoon van een van de mannen, is te zien hoe ze afgaan op een oproep over een ambulance onder vuur. Je hoort de angst in hun stemmen; wanneer ze de ambulance vinden en uitstappen, wordt het zwart. Zeker vijf minuten lang zijn geweerschoten te horen. Eén van hen bidt voor zijn leven en betuigt spijt aan zijn moeder: ‘Ik zweer dat ik dit pad alleen heb gekozen om mensen te helpen.’
Gedood in actie
“Dit nieuws kwam keihard binnen; bij mij, maar natuurlijk vooral bij collega’s van de Palestijnse Rode Halve Maan”, zegt Goossens. Voor hem en vele anderen in de humanitaire sector is de maat vol: 2024 was wereldwijd het dodelijkste jaar voor hulpverleners ooit. In Gaza alleen zijn sinds 2023 zeker dertig Rode Kruis-medewerkers gedood. Wat deze laatste aanval uniek maakt is de documentatie, zegt Goossens. “Op de beelden zie je héél duidelijk dat de zwaailichten aan staan en de emblemen te zien zijn. Ze zijn gedood in actie. Dat is dramatisch. Als je bij ons hoofdkantoor in Genève binnenkomt, zie je een grote muurschildering: Even in war, there are rules. Wij roepen de regering op om in actie te komen en om te zorgen dat er een onafhankelijk internationaal onderzoek komt.”
Die oproep deed Goossens begin deze maand ook in een opiniestuk in de Volkskrant, waarin hij tegelijk duidelijk maakt waar het Rode Kruis zich níet over uitspreekt: ‘Het is niet aan het Rode Kruis om een schuldige aan te wijzen als een hulpverlener is gedood’, schreef hij. Die neutrale houding leverde op sociale media kritiek op, want wat is neutraliteit nog waard als hulpverleners niet meer veilig zijn? En wat zijn de grenzen van neutraliteit – iets wat voor het Rode Kruis een wettelijke verplichting is?
Het Rode Kruis
Het Rode Kruis is deel van het grootste humanitaire hulpnetwerk ter wereld. Dat bestaat uit 191 landelijke verenigingen, de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) – dat het werk van nationale afdelingen coördineert – en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), dat internationaal opereert.
Het ontstaan van het Rode Kruis is nauw verbonden met de ontwikkeling van het internationaal humanitair oorlogsrecht. Dat werd voor het eerst vastgelegd in 1864 met de Eerste Conventie van Genève, een initiatief van Rode Kruis-oprichter Jean Henry Dunant, en werd later aangevuld met meerdere conventies en protocollen. In de jaren erna werden landelijke afdelingen opgericht. De Nederlandse tak bestaat sinds 1867.
Het Rode Kruis is officieel géén ngo (niet-gouvernementele organisatie), omdat het een wettelijk vastgelegde rol heeft. De kerntaken van het Rode Kruis zijn hulp aan slachtoffers, voorbereiding op en noodhulp bij calamiteiten, het bezoeken van krijgsgevangenen en gedetineerde burgers en het promoten van humanitair oorlogsrecht. Daarbij maakt het Rode Kruis geen onderscheid in nationaliteit en treedt de organisatie neutraal en onpartijdig op. Hulpverleners mogen, net als burgers, onder het oorlogsrecht niet worden aangevallen.
Neutraal, maar niet stil
Goossens is nu zo’n anderhalf jaar algemeen directeur van het Nederlandse Rode Kruis – hiervoor werkte hij achttien jaar lang bij Unilever – en zag in die periode de wereld verharden. “Ik zal nooit de foto vergeten van een gebombardeerde Oekraïense truck met een groot rood kruis erop. We hebben met zijn allen afgesproken dat dat symbool betekent: niet schieten, maar dat lijkt niet meer te gelden; deels doordat de wereld is verhard, en deels doordat landen elkaar er niet meer op aanspreken. Dat is heel zorgwekkend.”
Tegelijk maakt hij zich zorgen over de verharding hier in Nederland. Denk aan de weerstand tegen hulpverleners die asielzoekers helpen, maar ook de neiging om overal een mening over klaar te hebben – wat haaks kan staan op de apolitieke grondbeginselen van het Rode Kruis. “Van ons wordt steeds vaker verwacht dat we een standpunt innemen, maar dat is niet altijd relevant”, zegt Goossens. “Wij helpen mensen in nood, het maakt niet uit wie dat is of waarom ze hulp nodig hebben.”
Neutraliteit staat niet gelijk aan zwijgen, benadrukt Goossens. “Wij zijn heel duidelijk over waar we voor staan: hulp bieden aan mensen in nood. Nu de wereld zo extreem polariseert, wordt het alleen maar belangrijker om ons ferm, duidelijk en apolitiek uit te spreken.” Al heeft Goossens begrip voor de kritiek dat neutraliteit niet altijd een optie is. “Onze individuele medewerkers hebben natuurlijk wel hun eigen mening, zeker als ze middenin een conflict zitten. Dan kun je bijna niet neutraal zijn.”
Deel dit
Als ik iets verkeerd zeg, kan het leven van hulpverleners in gevaar komen
Waarom dan toch aan die neutraliteit vasthouden? Goossens: “Allereerst omdat het in de bloedvaten van de organisatie zit. Het Rode Kruis is 160 jaar geleden opgericht vanuit het idee: wij gaan álle gewonden helpen. Daarnaast is er een praktische reden: dankzij onze neutraliteit krijgt het Rode Kruis tijdens gewapende conflicten het vertrouwen van strijdende partijen om hulp te verlenen op plekken waar anderen niet komen en bijvoorbeeld gevangenen te bezoeken. Als ik hier in Nederland iets verkeerd zeg, kan het leven van hulpverleners elders in gevaar komen, of zij kunnen hun werk niet meer doen.”
Ondanks het geweld tegen hulpverleners blijft die rol óók in Gaza van belang. Zo waren medewerkers van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) betrokken bij de uitwisseling van gijzelaars en gedetineerden tussen Israël en Hamas. Ook laat Israël al ruime tijd geen hulpgoederen van de Palestijnse Rode Halve Maan naar binnen, maar in voertuigen van het ICRC lukte dat vaak wel – al komen er sinds begin maart helemaal geen goederen meer binnen in Gaza.
Niet tornen aan grondbeginselen
Nog een plek waar een neutrale rol van pas komt: in gesprek met Nederlandse ministers, Kamerleden of ambtenaren over de problemen in de asielopvang. Het Rode Kruis heeft meermaals kritiek geleverd op de onmenselijke omstandigheden in de (nood)opvanglocaties, ook tegenover politici zelf. Goossens: “Dat vinden ze niet altijd leuk, maar omdat ze erop vertrouwen dat we onpartijdig zijn, kunnen we heel veel zeggen. De huidige behandeling van asielzoekers is onacceptabel.”
Deel dit
Wij helpen iedereen, ongeacht hun nationaliteit
Drie jaar geleden besloot het Rode Kruis een samenwerking met de gemeente Amsterdam stop te zetten, rond de opvang voor Oekraïners. De reden: met een beleidswijziging wilde de gemeente ‘derdelanders’ – Oekraïense vluchtelingen met een andere nationaliteit – gaan weigeren. “Toen zijn wij eruit gestapt. Wij helpen iedereen ongeacht nationaliteit, dat is een van de grondbeginselen van het Rode Kruis. Daar zullen wij nooit aan tornen.”
Om diezelfde reden weigerde de organisatie eerder dit jaar om te helpen bij een asielopvang waarvan de kwaliteit ondermaats was; de privacy, hygiëne en veiligheid waren niet op orde. “Dat was een moeilijke afweging”, herinnert Goossens zich, “en ook intern was er discussie over. Laat je mensen dan niet in de steek? Maar dan zeg ik: dát moet de overheid oplossen. Het ministerie van Asiel en het COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers, red.) zijn verantwoordelijk voor de opvang; het feit dat wij nodig zijn geeft al aan dat er een probleem is. Wij helpen wel, maar alleen binnen bepaalde normen over bijvoorbeeld de veiligheid en hygiëne. Of we helpen een paar dagen, en als het dan niet verbetert, stappen we eruit. Als je die lijnen niet straktrekt, word je eigenlijk medeplichtig.”
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand