Willem Los (60) doet niet aan smalltalk. “Wist je dat één op de drie kinderen in groep 5 stress heeft door de financiële problemen van hun ouders?” zegt hij. “Dat is gigantisch veel.” Hij begon rond zijn twintigste als ‘achterstandsbeheerder’ op een middelbare school waar hij niet-betaald schoolgeld moest innen bij ouders. Sindsdien leerde hij de incassowereld van binnenuit kennen. Hij is actief bij meerdere organisaties die zich inzetten voor een socialer incassobeleid. Verschillende ministeries nodigen hem al jaren uit om mee te praten over beleidsvorming. “In de jaren 90 had ik al door: hier zit veel meer achter dan mensen die niet willen betalen.”
16 januari 2024: petitie tegen ‘schuldenindustrie’
De grootste vrijwilligersorganisatie voor schuldhulp in Nederland, Humanitas, is een petitie begonnen tegen de ‘schuldenindustrie’. Volgens de organisatie hebben ruim 720.000 huishoudens ‘problematische schulden’, wat een recordaantal zou zijn. Humanitas wil dat de overheid beleid maakt om de schuldenindustrie te stoppen én haar eigen beleid onder de loep te nemen.
Een eerdere versie van dit artikel verscheen in september 2023 in OneWorld Magazine.
Maar juist in die tijd stelde het paarse kabinet-Kok I (1994-1998) een werkgroep in die marktwerking en deregulering moest bevorderen. De eigen verantwoordelijkheid werd heilig verklaard. Tot zijn afschuw zag Los hoe er steeds minder sympathie werd getoond voor mensen met schulden. Sterker nog, hij zag hoe schulden een verdienmodel werden. De ene na de andere anekdote rijgt hij aan elkaar.
Een voorbeeld: in 2010 moest hij voor een incassobureau achterstallige betalingen innen van een groep ouderen. Al snel kwam Los erachter dat het bedrijf achter de incasso-opdracht de ouderen had gepaaid met een gratis hebbedingetje, zonder te vertellen dat ze met het aannemen daarvan ook een abonnement afsloten. Los vond dat zijn bazen de opdracht moesten weigeren. Het incassobureau deed niets met zijn noodkreet, binnen een jaar ging hij er weg.
‘Officieel volksgezondheidsprobleem’
Volgens het CBS kunnen minstens 600.000 Nederlandse huishoudens hun schulden niet aflossen. Dat aantal groeide hard na de financiële crisis van 2008 en is sinds 2015 min of meer stabiel. Sinds april 2022 spreekt de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving zelfs van een officieel volksgezondheidsprobleem. Mensen die hun schulden niet kunnen aflossen ‘ervaren meer en vaker lichamelijke klachten en overlijden eerder dan mensen zonder schulden’, zo stelt de Raad in het rapport ‘Van schuld naar schone lei’ (2022). Over de rol van de incasso-industrie is de Raad duidelijk: ‘Beperk de mogelijkheid om schulden te gebruiken als verdienmodel.’
Die oproep klinkt de afgelopen jaren steeds luider in Den Haag en de rest van Nederland. Al ruim vijftien jaar verschijnt met regelmaat een verhaal over een bedrijf dat verjaarde facturen int, intimiderende brieven schrijft of schuldenaren uitbuit door te hoge kosten in rekening te brengen. De maatschappelijke ophef vertaalt zich ook naar de Tweede Kamer: sinds 2007 19 moties, 27 Kamervragen, 37 brieven van de regering en 41 onderzoeken verschenen die de incassoproblematiek behandelden. “Tot nu toe heeft de overheid onvoldoende opgetreden”, zegt Don Ceder, Kamerlid voor de ChristenUnie. Ceder presenteerde in april 2023 nog een incassoplan, het zoveelste politieke initiatief om iets te doen aan de problemen bij incassobureaus. “De regering blijft vasthouden aan de zelfregulering van de sector. Telkens weer worden allerlei problemen geconstateerd, maar de wetgeving blijft vrijblijvend.”
Mensen als de gepensioneerde Pedro Andrade (87) zijn nog steeds slachtoffer van een systeem dat schulden als verdienmodel ziet. Hij vertelde in december 2022 aan OneWorld hoe hij decennialang overuren draaide in de metaalindustrie om hem, zijn vrouw en hun zoon te kunnen voorzien. Hij was trouw lid van de FNV en met steun van de ‘aanvullende inkomensvoorziening ouderen’ had hij een prima oude dag. Totdat hij een schuld van 700 euro opbouwde, die door incasso- en deurwaarderskosten opliep tot 3000 euro. Zijn schuld betaalde hij uiteindelijk af, maar doordat de bijkomende incassokosten zo hoog waren, duurde het drie jaar en had hij al die jaren te maken met een incassobureau. ‘Ze maken me kapot’, zei hij over die ervaring.
46 procent winstmarge
Incassobureaus verdienen geld door achterstallige betalingen te innen. Dat doen zij namens een ander bedrijf, of zij kopen schulden over waardoor zij de schuldeiser worden. Voor het innen gebruiken ze mails, brieven en de telefoon. Ze houden een gedeelte van het geïnde bedrag voor zichzelf of brengen kosten in rekening bij de schuldenaar. Voor een simpele brief, die vaak automatisch gegenereerd wordt, is dat minimaal 40 euro.
In 2022 constateerde onderzoeksbureau SEO dat er ongeveer 550 incassobureaus actief zijn in Nederland en dat zij gemiddeld een winstmarge hebben van 46 procent. Van elke euro die binnenkomt, kan een incassobureau dus bijna de helft in eigen zak steken. De grotere incassobureaus, die het leeuwendeel van de dossiers in Nederland behandelen, hebben doorgaans een marge van rond de 20 procent. Een kleinere groep bureaus heeft dus een nóg hogere winstmarge dan die 46 procent.
De sector wordt al jaren geteisterd door malafide ondernemers. In 2014 concludeerde de Autoriteit Consument en Markt (ACM), een onafhankelijke toezichthouder binnen de overheid, dat 69 procent van de consumenten die te maken krijgt met een incassobureau een problematische ervaring heeft, zoals intimiderende telefoontjes, vernederende opmerkingen en te hoge kosten – in 2012 voerde de overheid namelijk een wet in die een limiet stelt aan de kosten die een incassobureau in rekening mag brengen, al moeten schuldenaren zelf controleren of de in rekening gebrachte kosten te hoog zijn.
Sinds 2014 is er geen representatief onderzoek meer gedaan naar de omvang van de incassoproblematiek, maar er blijven signalen komen van problematische ervaringen, vanuit organisaties die dagelijks te maken hebben met mensen met schulden, zoals de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden. Die organisatie is aangesloten bij Sociaal Werk Nederland en bestaat uit sociaal juridische dienstverleners. In een rapport uit 2020 stelde de organisatie de vraag hoelang schuldenaren nog ‘een dankbare prooi’ moeten blijven ‘voor schuldeisers die met een minimale inspanning gemakkelijk geld kunnen verdienen’.
Vrije markt heilig
Tot dit jaar kon iedere willekeurige persoon binnen een paar minuten een incassobureau beginnen via de Kamer van Koophandel. Vanaf 1 maart moeten bureaus zich inschrijven in een incassoregister, zodat de Inspectie Justitie en Veiligheid overzicht kan houden over de partijen die actief zijn in de incassosector. De roep om zo’n register is al decennia oud. In 1993 publiceerde de Consumentenbond in de Geldgids een artikel waarin de organisatie pleitte voor een wet die kwaliteitseisen stelt aan incassobureaus. Maar de regering deed niets met het pleidooi van de Consumentenbond. Toen in 2008 het televisieprogramma Radar er uitzendingen aan weidde en journalisten de ene na de andere misstand in de incassosector onthulden, begon in de Tweede Kamer ophef te ontstaan.
Maar ook toen bleef de regering alle kritiek negeren. Want, zo stelde staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (nu Justitie en Veiligheid) Fred Teeven in een Kamerbrief in 2014, een schuldeiser heeft ‘recht op nakoming van zijn vordering’ wat volgens hem ‘niet samengaat’ met het idee dat een incassobureau aan ‘wettelijk vastgelegde kwaliteitseisen’ moet voldoen. De vrije markt bleef dus heilig.
Na de documentaire Schuldig (2017), over een Amsterdamse wijk waar veel mensen met financiële problemen kampen, konden de beleidsmakers er niet meer omheen. In 2018 presenteerde het kabinet-Rutte III de Brede Schuldenaanpak, waarin stond dat zij misstanden bij incasso ‘effectiever’ ging bestrijden middels een incassoregister. “Als een probleem een gezicht krijgt, helpt dat”, zegt Joeri Eijzenbach van de NVVK, de branchevereniging voor schuldhulpverleners. “Alle rapporten leg je makkelijk naast je neer, maar een uitzending als Schuldig niet.”
Het duurde jaren voordat de Nederlandse regering gehoor gaf aan de roep om een incassoregister, en vervolgens duurde het bijna zes jaar om het te ontwikkelen. En alsnog zijn er twijfels over de effectiviteit, onder andere vanuit toezichthouder ACM. Die stelde in oktober 2022 dat het register blaft noch bijt; het verbiedt incassobureaus bijvoorbeeld niet expliciet om de familie van een schuldenaar te benaderen of verjaarde vorderingen te innen.
Volgens ACM is het register ‘op zich een basis’ voor het toezicht op de incassosector, maar niet veel meer. Een woordvoerder van het ministerie van Justitie en Veiligheid ziet het rooskleuriger in: “Het is de eerste keer dat incassobureaus gereguleerd worden en daarmee een grote stap. Er wordt niet direct de hoogste standaard aan incassobureaus opgelegd zonder dat daar rechtvaardiging voor is. Anders zou de overheid aansprakelijk gehouden kunnen worden voor eventuele bedrijfsschade.”
Concurrerende schuldeisers
André Moerman schreef namens de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden meerdere rapporten over de incassoproblematiek, die tot Kamervragen en moties leidden. Hij vindt dat de veranderingen te langzaam gaan. Zo wijst hij erop dat schuldeisers elkaars concurrenten zijn bij het verkrijgen van het beschikbare geld van een schuldenaar. Stel dat vier schuldeisers geld van dezelfde persoon najagen, maar die persoon niet het geld heeft om alle schulden af te lossen. Dan krijgt vaak maar één schuldeiser geld, waarna de andere drie naar de rechter kunnen stappen, om zo te proberen alsnog een deel van de schuld op te eisen. Dat brengt allerlei kosten voor de schuldenaar met zich mee. Veel beter zou het volgens Moerman zijn als schuldeisers het beschikbare budget van een schuldenaar met elkaar verdelen, waardoor alle schulden van de schuldenaar kleiner worden en er meer perspectief komt op een schuldenvrije toekomst.
Tegelijkertijd wil Moerman oppassen voor al te veel negativiteit. Hij wijst erop dat het limiteren van de incassokosten in 2012 al een belangrijk deel van de incassoproblematiek oploste. Bovendien, en dat is volgens hem het belangrijkste, zag hij het mensbeeld in Den Haag de afgelopen jaren veranderen. “Zelfredzaamheid was een soort dogma”, zegt hij. “Nu is het: wij snappen dat je de enveloppen niet opent en we gaan je helpen.” Daarom vindt Moerman dat er reden is voor optimisme. “We zitten in een transitie en dat is zijn vruchten aan het afwerpen.”
De NVVK, branchevereniging voor schuldhulpverleners, geeft aan vertrouwen te hebben in het ‘vermogen van Kamerleden om de stem van hulpvragers weer te geven’. De vereniging stelt ook dat de overheid steeds vaker ‘ervaringsdeskundigen’ aan tafel uitnodigt, zoals de NVVK. “Waar nodig stippen wij onderwerpen extra aan, vanuit onze kennis en de ervaringen van onze leden”, zo laat een woordvoerder per mail weten.
Pleisters plakken
Is het optimisme terecht? De regering lijkt vooral te leunen op kennis vanuit de incassosector, zo blijkt uit 215 Kamerstukken die sinds 2007 over de incassoproblematiek verschenen. In ruim een kwart van die stukken wordt gerefereerd aan kennis afkomstig van de NVI of KBvG, belangenorganisaties van respectievelijk incassobureaus en gerechtsdeurwaarders. Slechts 5 procent van de stukken maakt gebruik van informatie over de sector, die direct bij schuldenaren is opgehaald.
De optimistische woorden van de NVVK hoort Willem Los sceptisch aan. “De NVVK vertegenwoordigt maar een klein deel van de mensen met problematische schulden, omdat 80 procent van de mensen überhaupt niet in beeld is bij hulpinstanties”, zegt hij. “Hoe worden zij vertegenwoordigd? Ik vind eigenlijk dat er zo goed als niets is gebeurd in al die jaren. Er wordt veel gepraat, vooral met belangengroepen die niet zo nodig hoeven te veranderen. We plakken pleisters en komen met een incassoregister. Ondertussen blijft het fundamentele probleem – schulden als verdienmodel – ongemoeid.”
Jurenne Hooi, die jarenlang als leidinggevende in de schuldhulpverlening werkte, heeft in haar boek Eigen schuld… ook zo haar twijfels over de effectiviteit van het beleid. “Schuldhulp wordt bedacht door mensen die misschien wel het verst afstaan van de stressvolle situatie en geestestoestand waar mensen met problematische schulden zich in bevinden.” Volgens Hooi handelen ze ongetwijfeld met de beste bedoelingen maar zolang het gesprek over incassobureaus ‘achter de glazen wand van ministeries gebeurt’, voorspelt zij weinig vooruitgang.
Nadja Jungmann, die als bijzonder hoogleraar Schuldenproblematiek aan de Universiteit van Amsterdam al decennia onderzoek doet naar de incassosector, ziet nog een ander obstakel. De regering komt regelmatig met nieuwe maatregelen, maar een terugkerend probleem is volgens haar ‘het gebrek aan belangstelling voor evidence-based werken’. ‘Consequent in kaart brengen hoe groot de problematiek eigenlijk is, is geen vanzelfsprekendheid’, zegt Jungmann in een van haar publicaties uit 2020.
Volgens Los moet Nederland ‘radicaal’ veranderen en dat begint volgens hem bij de overheid. “Anders ga je dit probleem niet oplossen.” Maar dat veranderde mensbeeld dan? En de stappen die al zijn gezet? Wil hij niet te snel, te veel? “Nee”, zegt hij gedecideerd. “Natuurlijk, ik zie ook wel beweging, maar het gaat te langzaam. Uiteindelijk leven we na al dat gepraat en al die rapporten nog steeds in een land waar schulden een verdienmodel zijn. Uitgangspunt moet worden: hoe kan ik helpen? En niet: hoe kan ik zoveel mogelijk geld verdienen?”
Een eerdere versie van dit artikel verscheen in september 2023 in OneWorld Magazine.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand