Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Met Seada Nourhussen (1978) haalt OneWorld een hoofdredacteur in huis die haar sporen heeft verdiend in de buitenlandjournalistiek als Afrika-redacteur bij dagblad Trouw. Maar die daarnaast ook naam maakte als invloedrijke stem in de debatten over de beeldvorming van Afrika en racisme in Nederland, onder meer door haar columns en een spraakmakend
interview in NRC Handelsblad samen met Anousha Nzume, Arzu Aslan en Mariam El Maslouhi. ‘Migrant Nourhussen’, zoals haar
twitteridentiteit luidt, gaat bij OneWorld nieuwe stemmen in die debatten een podium geven en zo de Nederlandse journalistiek meer kleur geven. We schotelen haar eerst een paar existentiële dilemma’s voor.
Ethiopisch of Nederlands?
“Als ik me Ethiopisch zou noemen, zouden Ethiopiërs me uitlachen omdat ik maar tot mijn derde in Ethiopië heb gewoond. Maar mij als Nederlandse typeren, doet me tekort. Mezelf een eendimensionale identiteit aanmeten, klopt niet met wie ik ben. Ik ben tweetalig opgevoed en de combinatie van culturen heeft mij gevormd.
“Ik noem mezelf Afropeaan. Dat is iemand die zich vanwege haar wortels in Afrika bewust is van haar politieke positie in Europa. Het is een conflict-identiteit die als vanzelf een kritische kijk op de wereld met zich meebrengt. Ethiopië heeft geen koloniaal verleden, maar voor veel Afropeanen, ook voor mij, wringt het omdat ze gevormd zijn op een continent dat hun vaderland heeft gekoloniseerd en nog uitbuit.”
“
Pas de laatste tien jaar durf ik zonder verontschuldigingen te zeggen wat me niet bevalt
“Ik ben opgegroeid in Bennekom en ben mezelf van jongs af aan bewust geweest van mijn anders-zijn. Mijn moeder zegt dat ik daar al heel vroeg opmerkingen over maakte. In Bennekom waren wij de eerste zwarte mensen die ze daar ooit hadden gezien. De meeste mensen waren gewoon vriendelijk tegen je en wij gingen helemaal op in de gemeenschap. Toch viel je altijd op. Ik voelde als ex-vluchteling wel de druk om een modelburger te zijn, en mezelf sociaal wenselijk te gedragen. Dat was wel eens vermoeiend omdat je jezelf weinig ruimte gaf voor boosheid bijvoorbeeld. Pas de laatste tien jaar durf ik zonder verontschuldigingen te zeggen
wat me niet bevalt.”
Twitter: open riool, of serieus debatpodium?
“Ik ging in 2009 op Twitter om de Iraanse protesten in 2009 te kunnen volgen en later pas begon ik het als discussieplatform te gebruiken. Af en toe heb ik mijn account achter een slotje gehad als de racistische aanvallen te lang aanhielden maar ik ben er nooit mee gestopt. Ik laat me niet muilkorven. Vaak heb ik dreigberichten ontvangen als ik vormen van onderdrukking, vooral racisme, aan de kaak stelde. Maar minstens even vaak kreeg ik steunbetuigingen van mensen die ondervertegenwoordigd zijn in de media. Met name Afrikaanse Nederlanders in de brede zin van het woord – daar reken ik ook Surinamers en Antillianen toe. ‘Wij staan met je’, schreef een vrouw heel mooi, toen ik weer onder vuur lag. maar ook witte Nederlanders sturen mij ansichtkaarten vanaf hun vakantieadres met ‘laat je de mond niet snoeren’. Dat doet me uiteindelijk meer dan de haat. En wij hadden het interview in NRC (‘Witte mensen moeten eens luisteren’) niet gehad zonder Twitter.”
“
Ik laat me niet muilkorven
“Ik debatteer niet met trollen. Ik negeer ze liever. Je zit op Twitter inderdaad deels in je eigen bubbel. Maar ik ga niet de hele tijd in debat, ik wil diepgang. Want ik bespeur vervlakking in het racismedebat omdat iedereen het er ineens over heeft, vaak niet gehinderd door kennis van zaken. Zo hoorde ik Sven Kockelmann op de radio zeggen dat Sylvana Simons een ‘nationale feestdag rond het slavernijverleden’ wil, in plaats van rond de afschaffing ervan. Of allerlei
meningmensen stellen wit privilege zeer theatraal gelijk aan de erfzonde. Dat vertroebelt alles. Dan voer ik liever een verdiepend gesprek over de nuances binnen zwarte identiteit.
Tegelijk maak ik me enorme zorgen over de toenemende weerstand tegen anti-racistisch activisme. De opkomst van het Forum voor de Democratie en het oprukkende nationalisme binnen het CDA en de VVD zijn voor een groot deel een reactie op de nieuwe zwarte emancipatiegolf en discussies over dekolonisatie.”
Afrika-berichtgeving: exotisme of gebalanceerd beeld?
“Ik heb in mijn tijd als Afrika-redacteur wel wat zien veranderen. Toen ik negen jaar geleden begon, ergerde ik me vaak aan het beeld van Afrika dat in de media werd gecreëerd. De aanleiding om te berichten was altijd een probleem, iets zieligs dat zogenaamd vrij weinig met deze kant van de aardbol van doen had – honger, conflict, ziekte, corruptie, dictatuur – en waar Afrikanen onder leden. Zij waren letterlijk lijdend en vaak ook letterlijk voorwerp of voorbeeld. In het verhaal kwam een westerse deskundige dan uitleggen hoe het zat. Afrikanen waren slechts decor, de couleur locale voor bij de uitleg van de experts van het Afrika Studiecentrum, de International Crisis Group, of de Royal African Society. Alsof Afrikanen de capaciteit niet hebben om hun eigen wereld te analyseren. We gaan toch ook niet naar een instituut in Albanië bellen om de VS uit te leggen?
Wat er in Afrika gebeurde, werd ook als een geïsoleerd, typisch Afrikaans probleem beschreven. De dwarsverbanden ontbraken.Hoe zat het met de bedrijven die dankzij brievenbusmaatschappijen in Amsterdam nauwelijks belasting hoefden te af te dragen voor hun activiteiten in Afrika? Met de kinderarbeid en gewapende strijd in en rond de Congolese mijnen om de mineralen te delven voor onze mobieltjes? Mali werd bijvoorbeeld altijd neergezet als ‘zandbak’, terwijl daar ook de mango’s in onze supermarkten vandaan komen.
Zelf heb ik altijd geprobeerd Afrikanen aan het woord te laten over Afrika. Soms betekende het dat ik tot negen uur ’s avonds bleef zitten totdat die ene Somalische professor die alles wist van Al-Shabaab zijn telefoon opnam. Ook begon ik een netwerk op te bouwen onder Afrikaanse deskundigen in Nederland. En dat werd opgepikt: andere kranten en programma’s als Brandpunt en Nieuwsuur wisten opeens ook deskundigen als Ayaan Abukar, Yinka Akinyoade en Alex Gbansé te vinden om duiding te geven aan nieuws.
Ik heb het via een opiniestuk ook aan de stok gehad met mijn witte collega’s die in algemene termen over ‘Afrika’ blijven spreken in plaats van over afzonderlijke landen, regio’s, culturen, talen. En omdat ze zichzelf en hun eigen ervaringen als bron van alle kennis zien. Dat blijf ik raar vinden. Hoe zou ik alles kunnen verklaren wat er op het continent gebeurt? Het gaat om nieuwsgierigheid, de juiste vragen stellen.”
Trouw of OneWorld?
Haha, ik heb de keuze al gemaakt. Bij Trouw heb ik een fantastische tijd gehad. Wat ik bedacht, kon ik meestal maken. Er was veel ruimte voor jonge talenten, ook omdat er weinig ellebogen en concurrentie was van oude garde. Ik maakte me niet altijd populair door discussie te beginnen over koloniale en racistische toon en taalgebruik. Maar dat heeft ook effect gehad, want sommigen zijn bijvoorbeeld ‘wit’ in plaats van ‘blank’ gaan schrijven. Maar ik werd ook een vraagbaak en die rol werd in de afgelopen twaalf jaar zwaarder en eenzamer. Ik was vrijwel overal, niet alleen bij Trouw, de enige mondige zwarte vrouw op een verder bijna spierwitte redactie. Het is nog steeds niet makkelijk met een migrantenachtergrond op zo’n plek binnen te komen. Ik ben gewend in een witte omgeving te navigeren, ik ken de codes. Maar ook mij kostte het moeite. Nu maak ik in een keer de sprong van redacteur naar hoofdredacteur. Ik kom in een kleine, maar zelfstandige organisatie, geen onderdeel van een mediaconcern met een vastgelegde marktverdeling. Ook de vrijheid om niet dagelijks het nieuws te coveren, lonkt. Je hoeft niet mee te kakelen. OneWorld kan de grotere lijnen zichtbaar maken, het debat beïnvloeden en nieuwe journalistieke stemmen introduceren. Ik wil OneWorld uitbouwen als podium voor talentontwikkeling. Je hoeft niet per se bij een grote krant te zitten om een belangrijke rol te spelen. Ik ben er klaar voor om daar leiding aan te geven.”
Seada Nourhussen (’78, Gondar, Ethiopië) vluchtte met haar moeder, broers en zussen voor het regime in Ethiopië. Ze volgde in Nederland, waar haar vader al was, de opleiding Journalistiek en werkte twee jaar als journalist bij de Volkskrant. In 2005 begon ze bij Trouw, waar ze vanaf 2009 Afrika-redacteur was. Ze is (co)auteur van diverse boeken, onder andere Bloedmobieltjes, Coltan in Congo, en nu de bundel Zwart. In 2015 ageerde ze met Anousha Nzume, Arzu Aslan en Mariam El Maslouhi tegen de witte standaard in onze samenleving in het spraakmakende interview ‘Witte mensen moeten eens luisteren’ in NRC Handelsblad.
Lees hier haar eerste coverstory uit het magazine.