Seksisme, homofobie en die moslims

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Nog één week tot de verkiezingen en ook bij mij lopen de gemoederen op. Ik betrap mezelf op foeteren tegen de televisie. De berichtjes op de speciaal voor de gelegenheid aangemaakte Whatsapp-groep vliegen over en weer. Regelmatig grappig, vaak irritant maar over drie dingen maak ik mij zorgen: seksisme, homofobie en het telkens weer beweren dat dit door de moslim-al-dan-niet-immigrant komt.

Begrijp me niet verkeerd, met zeggen dat de massa-aanranding in Keulen echt niet kan of dat het in veel landen in het Midden-Oosten voor homo’s niet zo goed toeven is, heb ik geen probleem. Dat doen actiegroepen aldaar tenslotte ook. Het probleem met al dat benoemen is niet zozeer wat er wel gezegd wordt, maar juist welke broodnodige vragen er niet gesteld worden. Want is het wel inherent aan ‘hun’ cultuur? En is die van ‘ons’ nu echt zoveel beter? Zijn we door al dat moslim-vluchteling-allochtoon benoemen de meest belangrijke punten niet uit het oog verloren?

Wereldwijd probleem

Laten we wel wezen, voor seksisme en homofobie hebben we helemaal geen import-moslims nodig hebben. Daar is onze maatschappij allang en nog altijd van doorspekt. Sterker nog, we hollen keihard achteruit.

Neem het grote verkiezingsdebat in Carré. De eerste vraag aan de enige vrouwelijke lijsttrekker luidde: ‘Welke van uw mannelijke collega’s vindt u het leukst?’. De vraag gaat niet over haar partij, het partijprogramma of zelfs maar over Thiemen zelf. Het gaat over haar mannelijke collega’s.

En het bestempelen van het debat tussen vrouwelijke Kamerkandidaten als first ladies debat is slechts een leuke woordspeling. Behalve dan dat de term first lady verwijst naar de vrouw van de president. Een verwijzing naar de vrouw van. Of Witteman die tijdens het DWDD’s Lagerhuis twee bekvechtende heren tot de orde roept met ‘Ho, ho, dames’. Niks denigrerends aan, want bekvechten is toch een typisch vrouwending. Toch?

En dan de claim van Buma, dat gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen al duizenden jaren onze waarde en normen kenmerkt. Een simpele fact check of geschiedenisles haalt dit onderuit. Ook de onderliggende claim van gelijkwaardigheid als inherent deel van de Nederlandse cultuur kan weerlegd worden door te kijken naar het stemgedrag van de gevestigde orde. Maar liever laat ik het woord aan Paul.  Omdat hij het elke dag ondergaat en omdat homofobie geen kleur kent:

“Laat ik beginnen met mijn eigen middelbare school. Hartje Gelderland, agrarische omgeving, zo mogelijk een van de witste scholen van Nederland. Hier werd een docent op het matje geroepen vanwege herhaaldelijke homofobe uitspraken. En was ‘homo’ een veel te populair scheldwoord onder leerlingen. Allemaal brave witte mensen, maar homofobie was aan de orde van de dag.”

Voorbeelden te over; maar wat er gezegd wordt, is niet de reden dat de rillingen over mijn rug lopen. Mijn grootste angst is geldt de doodse stilte over wat er in het debat totaal ontbreekt. De gemene deler: burgerrechten.

Burgerrechten

In deze verkiezingsstrijd heeft de Nederlandse identiteit de hoofdrol. Onze vrouwen moeten beschermd worden en onze homo’s moeten hand in hand over straat kunnen. Dan heb je het over burgerrechten.

De fundering van onze hedendaagse burgerrechten is in 1795 gelegd met het tekenen van de ‘Verklaring van de rechten van de mens en van de burger’ (1789). Maar daarmee waren we er nog niet. Burgerrechten zijn geen vaststaand geheel maar moeten begrepen worden als een sociaal contract tussen burger en staat waar het individu belasting betaalt en zich aan de wet houdt in ruil voor orde, veiligheid en sociale voorzieningen. Ik rij niet door rood en breng mijn leerplichtige kind netjes elke dag naar school in ruil voor straatlantaarns, ziekenhuizen en de belofte dat ik de politie kan bellen als ik word aangerand.

Wat we lijken te vergeten is dat vrouwen- en homorechten, als onderdeel van dit sociale contract, geen vanzelfsprekendheden zijn.  Deze zijn niet al sinds de Middeleeuwen deel van onze Nederlandse identiteit. Hier is keihard voor gestreden, en ze moeten nog altijd worden bevochten. Van stemrecht tot baas in eigen buik. En van toegang tot HIV medicijnen tot de strijd die ertoe heeft geleid dat ik oud genoeg was om als getuige te mogen tekenen toen mijn ouders in 2001 eindelijk met elkaar mochten trouwen.

Benoemen

Burgerrechten. Dat is de roze olifant in de kamer die niemand benoemd maar waar iedereen aan zou moeten denken. Want een burgerrecht gaat niet slechts om gelijke wetten, het gaat om gelijke toegang. Om het recht om als volwaardig burger in Nederland te mogen leven.

Homo’s (en andere LGTBQI-ers) zouden niet slechts getolereerd moeten worden. Het is niet genoeg dat veel mensen de Gay Pride als open minded feestje hebben omarmd. Niet hetero als de norm en homo als die andere groep, maar het diepe besef dat niet heteroseksualiteit maar seksuele diversiteit de natuurlijke staat is. Volle ruimte voor deze verscheidenheid zodat niemand meer uit de kast hoeft te komen. Niet meer leuk anders, niet slechts als vrouw van, maar als volwaardig burger.

In deze tijd mag, nee moet, alles benoemd worden. Laten we dan vooral ook benoemen dat we door alle onderbuikgevoelens niet meer beseffen waar 15 maart echt om draait: opkomen voor onze burgerrechten. Niet alleen over die van moslims of nieuwe Nederlanders maar over de fundamentele burgerrechten van ons allemaal. Dat is wat er op het spel staat. Doodeng dat dat niet benoemd wordt.  

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons