Moedertong
In Suriname heeft Anton de Kom (1898 – 1945) altijd al een prominente positie ingenomen in de canon. In Nederland heeft het bijna tachtig jaar moeten duren voordat de regering formeel tot eerherstel overging. Pas onlangs heeft de minister van Buitenlandse Zaken excuses aangeboden
aan De Koms nazaten voor het feit dat Nederland deze burgerrechtenactivist, dichter, schrijver en verzetsstrijder in de jaren 30 van de vorige eeuw heeft vervolgd, tot staatsgevaarlijk heeft bestempeld en uit zijn vaderland – de kolonie Suriname – heeft verbannen. Zijn boek Wij Slaven van Suriname (1934), een beheerst-woedend pamflet tegen de kolonisator, de slavernij en de nasleep daarvan, is inmiddels ook in Nederland erkend als meesterwerk. Nu, in dit herdenkingsjaar van introspectie en excuses, is een deel van zijn gedichten (her)uitgegeven: Vandaag vrij, altijd vrij. De Kom wist prachtig woorden te geven aan een perspectief dat amper in het gedrukte woord is overgebracht: dat van de tot slaaf gemaakten. Zo vraagt de dichter wat de meester van zijn menselijk bezit wil maken:
Hij is toch niet uw eigen bloed
Voor huiselijk geluk, dat meubelstuk
slechts je tijdelijke, aardse goed
Dat wil ik – Dacht ik het niet?
In de inleiding schrijft Dichter des Vaderlands Babs Gons dat er lang nauwelijks Nederlandse literatuur was over het slavernijverleden. ‘Wat had ik de gedichten van Anton de Kom, geschreven in mijn moedertong, handelend over het koninkrijk waarin ik ben geboren en opgegroeid, graag willen lezen in die vroege jaren.’
Anton de Kom: Vandaag vrij, altijd vrij. Atlas Contact, 2023
Dit artikel stond in september 2023 in OneWorld Magazine.
Wegwerparbeiders
Steeds meer groepen van wie je zelden wat hoorde, verheffen tegenwoordig hun stem en vertellen de verhalen door die jarenlang alleen in eigen kring circuleerden. Zo schreven Jaswina Elahi en Ruben Gowricharn Ongezien, Ongehoord: Hindostanen in de Nederlandse koloniale
geschiedenis.
In een mengeling van essays en persoonlijke verhalen proberen zij licht te werpen op de nazaten van een groep die de halve wereldbol over is gesleept om na de afschaffing van de slavernij te voorzien in de permanente dorst van de Nederlandse kolonisator naar goedkope wegwerparbeiders. Nieuwe toevoer was nodig om te voorkomen dat de lonen zouden stijgen, want de overheersers hielden de winstmarges nauwlettend in de gaten. De migranten uit India – uit Hindostan, vandaar: Hindostanen – kwamen soms vrijwillig, soms tegenstribbelend, vaak misleid en voorgelogen. Teruggaan was soms een optie, maar lang niet altijd. Voor hun ontwortelde nakomelingen loopt het spoor naar hun familieverleden soms al dood bij de boot naar Suriname.
Een boek over rijstcultuur, over jonge Hindostanen in Nederland die nieuwsgierig zijn geworden naar hun wortels, en over het aloude migrantenmotto dat in alle oude koloniale naties weerklinkt als iemand weer eens vraagt ‘waar je vandaan komt’: wij zijn hier omdat jullie daar waren.
Jaswina Elahi en Ruben Gowricharn: Ongezien, ongehoord – Hindostanen in de Nederlandse koloniale geschiedenis. Walburg Pers, 2023
Gedoemde liefde
De voormalige Nederlandse Antillen raken vaak ondergesneeuwd als het over het koloniale verleden gaat. De Surinaamse plantages waren groter en talrijker, en in het Nederland van nu zijn Surinaamse Nederlanders met meer. Ze kennen beter de weg in bestuurlijk Nederland en het belangrijkste: ze spreken en schrijven in het Nederlands. Zo kon het komen dat 1 juli, Emancipatiedag, hier zonder veel discussie Keti Koti ging heten, een begrip uit het Sranan (Surinaams), een taal die Caribische Nederlanders niet verstaan.
Er is prachtige koloniale Antilliaanse literatuur in het Nederlands, van giganten als Boeli van Leeuwen en Tip Marugg, over wie je hier zelden iets hoort. Maar belangrijke schrijvers en dichters werken in het Papiaments. Met als allerbelangrijkste wellicht Pierre Lauffer (1920 -1981) – over wie je hier ook al nooit iets hoort. Lauffer verhaalde over Curaçao in mooi, ritmisch, Papiamentstalig proza en dito poëzie. Heel af en toe wordt hij vertaald, op kleine schaal. Zo vertaalde Fred de Haas in 2021 Balada di Buchi Fil (De Ballade van Buchi Fil), over de gedoemde liefde tussen Mosa Nena en Buchi Fil, ‘plantageslaaf, een jongen met een lijf van staal en trots van geest’. Hij trotseerde zijn meesters, zij werd voor straf van hem afgepakt, verkocht en verscheept. Uit verdriet stortte hij zich van de rotsen. Nog altijd weerklinkt zijn weeklacht in de passaatwind: Mosa Nena, Mosa Nena.
Pierre Lauffer: Balada di Buchi Fil / De ballade van Buchi Fil. Bewerkt en vertaald door Fred W. de Haas, Fundashon Pierre Lauffer, 2021
Collectief zwijgen
‘Dingen die in het verleden gebeurd zijn, daar moet je een muur omheen metselen’, zei de grootvader van Emiliano altijd wanneer zijn kleinzoon vroeg naar het verleden van opa. In Wie zijn mijn voorouders vertelt Emiliano over het collectieve zwijgen over oude pijn en oud onrecht, dat van generatie op generatie is doorgegeven. Tot hij volwassen werd, kampte met gevoelens van onzekerheid en opgekropte drift en besloot zijn geschiedenis tot op de bodem uit te zoeken. Omdat hij niet verder kon als hij niets van zijn verleden wist. Emiliano stamt af van Javaanse immigranten die na de afschaffing van de slavernij door de Nederlandse kolonisator naar Suriname werden gehaald om op de plantages te werken. Zijn verhaal gaat over intergenerationeel trauma als gevolg van de wonden die migratie, slavernij en koloniale onderdrukking hebben geslagen.
Wie zijn mijn voorouders staat vol van dit soort verhalen, die samen lezen als een indringende roman over mensen van nu die worstelen met de dingen van toen. Er wordt verhaald over de nederigheid waarmee witte paters tegemoet werden getreden, over de klappen die je kon krijgen als je Surinaams sprak in de klas, over hoe het is als het bloed van zowel onderdrukker als onderdrukte door je aderen stroomt en over de vraag die witte mensen nooit krijgen: “Voel je je wel Nederlander?”
Ianthe Sahadat, Elsbeth Stoker & Fleur de Weerd: Wie zijn mijn voorouders. Atlas Contact, 2023
Onzegbaar geweld
Over het koloniale verleden in Indonesië wordt al langer en meer geschreven en gelezen dan over het Caribische en Surinaamse deel van de voormalige koloniën. Aanklachten zoals verwoord in Multatuli’s Max Havelaar (1860) zijn al lang als meesterwerk erkend, schrijvers met Indische wortels hebben een plek in de literaire canon, het debat over Nederlandse wandaden ‘in de Oost’ woedt al decennia.
Toch blijft ook over dat verleden meer dan genoeg te verhapstukken. In historische werken, rapporten en vele romans, waarvan de indringendste, de gruwelijkste en misschien wel de beste De Tolk van Java is van Alfred Birney, niet voor niets bejubeld bij uitkomen.
Het is een woedend boek, een koortsige nachtmerrie, over een vader die half Chinees, half Indo-Europees is, en over onzegbaar geweld op het slagveld dat zich vertaalt in onzegbaar geweld thuis. De vader vocht voor Nederland, hij doodde Japanners, martelde en vermoordde Indonesische vrijheidsstrijders in een oorlog die geen oorlog mocht heten en die decennialang is weggemoffeld en ontkend door de Nederlandse autoriteiten. Daarom kreeg de vader, later in Nederland, voor zijn inspanningen niks anders terug dan miskenning, frustratie en minachting. En haat van zijn mishandelde en permanent beschadigde zoon.
Alfred Birney: De Tolk van Java. De Geus, 2016
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand