Ik heb mijn vader – een bijna 2 meter lange man die in zijn geboorteland Libanon de afschuwelijkste dingen heeft meegemaakt tijdens de burgeroorlog (1975-1990) – slechts twee keer zien huilen in mijn leven. Bij de invasie van Irak in 2003, en toen hij op Al Jazeera de inmiddels wereldberoemde beelden zag van de 12-jarige Muhammad al-Durra in Gaza. Schuilend achter zijn vader kromp Muhammad plotseling ineen; doodgeschoten door een Israëlische scherpschutter op 30 september 2000, de tweede dag van de Tweede Intifada. Muhammad stierf met zijn hoofd in de schoot van zijn zwaargewonde vader die hem tot op het laatst radeloos probeerde te beschermen tegen de regen van kogels die op hen werd afgevuurd. Met zijn handen voor zijn ogen, alsof hij dacht dat hij zichzelf zo kon beschermen.
Mijn vader keek roerloos naar de tv en huilde stilletjes. Deze sterke man die zich altijd met opgeheven hoofd door de wereld begeeft, voor niemand bang, aan niemand onderdanig, en ineens zag ik in hem eveneens een klein hulpeloos jochie. Het verwonderde me: in ons huis in het veilige Nijmegen, waar ik opgroeide in de jaren 80 en 90, zagen we op het nieuws wel vaker heftige beelden uit zijn geboorteregio langskomen; waarom raakte juist dít hem zo? Natuurlijk: hij was zélf vader. Maar de gecalculeerde moord op Muhammad was ook een metafoor – voor hoe de Arabische wereld machteloos toekijkt terwijl het Palestijnse volk meedogenloos onderdrukt wordt. Toen, en nu nog steeds.
‘Wij zijn allemaal Palestijnen’
‘Baba, waarom ben ik geen Palestijn net als mijn neven?’ vroeg ik als klein meisje eens aan mijn vader. ‘Ik wil ook een Palestijn zijn.’ Hij viel stil en zei: ‘Farah, we zijn allemaal Palestijnen.’ Ik snapte toen niet wat hij bedoelde. Maar in de jaren daarna leerde ik de wereld kennen, en besefte ik hoezeer ons lot als Libanezen (en als Arabieren in het algemeen; ik ben van mijn vaders kant ook Syrisch en Egyptisch) verweven was met dat van de Palestijnen. Palestina stond aan de wieg van mijn politieke bewustwording, net als voor zo veel anderen in de Arabische diaspora.
Ik schrijf ‘Arabische’ diaspora, omdat ik die het beste ken en denk dat ik, zonder voor elk individu te spreken, een beeld kan schetsen van de opvoeding van veel Arabieren in de diaspora. Dat de Palestijnse zaak zo’n prominente plek in ons collectieve bewustzijn heeft, komt deels doordat velen van ons zelf ook zijn gevlucht (of nakomelingen zijn van vluchtelingen uit) landen die relatief kortgeleden nog gebukt gingen onder kolonisatie en andersoortige (massale) onderdrukking als gevolg van westerse inmenging.
Veel mensen in de Arabische diaspora zien in de niet-aflatende strijd van de Palestijnse David tegen de Israëlische Goliat een parallel met de confrontatie die het mondiale Zuiden aangaat met die imperialistische bemoeienis van het Westen. Westerse regeringen en bondgenoten buiten onze regio tot op de dag van de dag uit, destabiliseren de politiek en schepen het mondiale Zuiden op met de verregaande gevolgen van kapitalisme en klimaatverandering.
Ondertussen heeft het Westen de mond vol van de ‘democratische waarden en beschaving’ die het naar onze wereld zou brengen. Wie kan vergeten hoe Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen in april vorig jaar de koloniale platitude aanhaalde dat Israël ‘letterlijk de woestijn had doen opbloeien’? Die uitspraak is zo verre van waar dat het bijna komisch is, maar laat ook de denigrerende houding zien vanuit het Westen naar de Arabische cultuur en samenlevingen. Al ken ik zelf weinig Arabieren die zich iets aantrekken van dat westerse superioriteitsgevoel: de westerse wereld heeft immers, in onze ogen althans, geen recht van spreken na alle ellende die ze in Arabische landen aanricht.
Je zou het verzet tegen de aanhoudende genocide in Palestina kunnen beschouwen als de ultieme dekoloniale strijd van het mondiale Zuiden. Welk land wordt anno 2024 al 76 jaar bezet door een koloniale macht? Want dat is Israël. Israël is gebouwd op de huizen, tradities en het bloed van de Palestijnse bevolking. Zowel haar stichting als voortbestaan waren onmogelijk geweest zonder de onvoorwaardelijke steun van de koloniale machten. Je zou zelfs kunnen stellen dat de bezetting van Palestina een bezetting door het Westen is, beginnend op het moment dat het Verenigd Koninkrijk met de Balfour-verklaring het lot van de Palestijnen bezegelde.
Lakmoesproef voor moraliteit
Maar de Israëlische bezetting van Palestina is tegelijkertijd zoveel meer dan een puur politieke kwestie. Zoals de Senegalese schrijver en activist Rama Salla Dieng, het in november in de Review of African Political Economy opsomde: ‘[T]he current militarised genocide is a political issue, is a feminist issue, is a reproductive justice issue, is an economic issue, is an environmental justice issue, is an agrarian justice issue, is an ethical issue, is a sovereignty issue. It is a war on Palestine’s societal and social reproduction.’
Dit sentiment wordt steeds breder gedragen, maar is niet iets waar schrijvers de laatste jaren pas achter kwamen. In zijn novelle Little Mountain (1977), over de Libanese burgeroorlog, vatte de Libanese schrijver Elias Khoury het idee dat de Palestijnse zaak alle Arabieren aangaat al samen: ‘Palestine isn’t a country for it to have a flag. Palestine is a condition. Every Arab is a Palestinian. Every poor man who carries a gun is a Palestinian. Palestine is the condition of us all.’ Oftewel: zolang Palestina niet bevrijd is, is geen enkele Arabier bevrijd.
Ook in de westerse wereld is solidariteit met de Palestijnen vanuit de Arabische diaspora en andere onderdrukte gemeenschappen allesbehalve nieuw. De antiracistische Black Panther-beweging in de Verenigde Staten benadrukte in de jaren 60 al haar gedeelde strijd met het Palestijnse volk. In 1964 bezocht Malcolm X het vluchtelingenkamp Khan Younis in Gaza, om zijn solidariteit te tonen. In dat kamp verblijven veel mensen die tijdens de Nakba (1948) met geweld waren verdreven door zionistische bendes en het Israëlische leger. In de prijswinnende documentaire A Place of Rage (1991), over de burgerrechtenbewegingen uit de jaren 60, noemde de Afro-Amerikaanse dichter, essayist en activist June Jordan Palestina een ‘lakmoesproef voor moraliteit’.
Politieke bevrijding
Onlangs legde de Brits-Indiase academica Sunny Singh op X helder uit waar de schijnbaar vanzelfsprekende solidariteit met het Palestijnse volk in het mondiale Zuiden en haar diaspora uit voortvloeit: ‘Het koloniale project van de kolonisten, inclusief de trifecta van repressie, verdrijving en genocide in Palestina, wint aan snelheid, net op het moment dat grote delen van de wereld zichzelf politiek bevrijden van het juk van Europa.’ En, zegt Singh: ‘Het herinnert ons eraan dat de ‘bevrijding’ ons niet door de kolonisator is geschonken, maar moeizaam is verkregen.’
Ik herken wat Singh omschrijft en ik denk dat daar een verschil zit tussen hoe veel witte en Arabische mensen naar Palestina kijken. Waar steeds meer witte mensen hun steun voor Palestina uitspreken, blijft het in mijn ogen vaak bij een nogal voorzichtige, vredelievende vorm van solidariteit, terwijl in de Arabische en verdere diaspora van het mondiale Zuiden niet onder stoelen of banken wordt gestoken dat geen enkel koloniaal juk ooit is afgeworpen zonder geweld.
Daarom zie je in essays, documentaires en socialmediaberichten over Palestina regelmatig de werken langskomen van de Afro-Caribische psychiater, politieke filosoof en marxist Frantz Fanon, en dan met name deze quote uit The Wretched of the Earth (1961): ‘Violence is a cleansing force. It frees the native from its inferiority complex and from his fear and inaction. It makes him fearless and restores his self-respect.’
Pas op voor romantisering
Het is belangrijk om de breed gedragen solidariteit in de Arabische diaspora niet te veel te romantiseren. De Arabische diaspora is zeer divers: natuurlijk zijn er ook velen voor wie Palestijnse bevrijding geen prioriteit is. Bovendien zie ik ook een breed gedragen gevoel van verdriet en woede, die gepaard gaat met schaamte. Soms omdat onze thuis- en herkomstlanden regeringen hebben die pro-Palestijnse sentimenten onderdrukken, soms omdat we ons machteloos voelen. ‘Waarom gaan we eigenlijk niet elke dag massaal de straat op?’ is een vraag die mij vrijwel dagelijks wordt gesteld.
Ik zie ook een collectieve trots als het gaat om de landen die in de ogen van velen ‘de Arabische eer’ herstellen – zoals de Houthi’s in Jemen met hun succesvolle zeeblokkades of Hezbollah die in het zuiden van Libanon al ruim een halfjaar een kat-en-muisspel speelt met Israël. Aan Libanese zijde werden hierbij al meer dan driehonderd mensen gedood door Israëlische aanvallen, onder wie mijn vriend, Reuters-journalist Issam Abdallah
Zowel offline als online hoor ik regelmatig de vraag waarom de Arabische diaspora wél zo overtuigd solidair lijkt te zijn met het lot van de Palestijnen, en veel minder met dat van bijvoorbeeld de Syriërs, Sudanezen en Jemenieten. Dat er momenteel wereldwijd niet met evenveel overgave wordt geprotesteerd voor het lot van Sudanezen en de Jemenieten, kan te maken hebben met het feit dat de genocide in Palestina momenteel praktisch wordt gelivestreamd – je kan er bijna niet omheen, al zou je dat wensen.
De vergelijking met Syrië gaat echter niet op. Aan de Syrische burgeroorlog werd, zeker in de eerste jaren ervan, ruim aandacht besteed in zowel de media als de politiek, óók in het Westen. Vanuit mijn eigen perspectief en de mensen om mij heen kan de solidariteit met Palestina toegeschreven worden aan het feit dat de Palestijnen al bijna een eeuw worden bezet en onderdrukt door Israël, met goedkeuring en actieve inmenging van het Westen. Bovendien veroordeelden westerse leiders Assad vrijwel meteen en legden hem en zijn entourage sancties op. Geen enkele Israëlische leider is ooit bestraft voor wreedheden die niet onderdoen voor die van de Syrische president. Waarom wordt Assad als wreder beschouwd dan Netanyahu?
Een Libanese vriendin tweette onlangs, over Gaza: ‘Velen van ons zijn hun (linkse) politieke ontwikkeling begonnen met de strijd voor de bevrijding. De Palestijnen hebben ons ‘sumūd’ geleerd: standvastigheid in de strijd [in het Arabisch, red.]. Een mooie herinnering om vol te houden als alles somber lijkt. Voorál als alles somber lijkt.’ Ze heeft het woord sumūd op haar voorarm getatoeëerd als ode – zodat ze haar inspiratie nooit zal vergeten.
Jeruzalem: kruispunt van religies
Toevoeging door de auteur op 29 april.
Voor moslims in de Arabische diaspora (en voor Arabische christenen) is ook religie een belangrijke reden voor hun sympathie voor de Palestijnse zaak. Na Mekka en Medina is Jeruzalem (Al-Quds in het Arabisch) de derde heiligste stad in de islam, en de al Aqsa-moskee in die stad is, na de Ka’ba (in Mekka) en de Moskee van de Profeet (in Medina), de derde heiligste moskee. Israël annexeerde de oostelijke helft van Jeruzalem na de Zesdaagse Oorlog in 1967, met Jordanië, Egypte, Syrië en andere Arabische staten. De internationale gemeenschap erkent de jurisdictie van Israël over dit gebied niet, en een groot deel van de bevolking van de Oude Stad is Palestijns.
Officieel vallen de Al-Aqsa-moskee, de Rotskoepel en het hele gebied dat moslims Haram al-Sharif noemen (de Tempelberg) onder het bestuur van een islamitische religieuze organisatie die onder toezicht staat van de Jordaanse regering. Maar Israëliërs vallen regelmatig Palestijnen in dit gebied aan – christenen worden regelmatig bespuugd en het Israëlische leger valt de al Aqsa-moskee vaak binnen.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand