Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
“We moeten weer gaan solliciteren, mevrouw! We moeten over een paar maanden stage gaan lopen. Ik heb er wel zin in. Maar dan moet u mij wel helpen met mijn brief want ik kan echt geen brieven schrijven. En ik moet serieus een kapot goede brief hebben want als ze mijn achternaam lezen dan gaan ze kijken of ik spelfouten heb of niet. Ik vind dat ik met mijn achternaam geen spelfouten mag maken”, zegt Aysel. “Mijn brief moet perfect zijn!”
“Ja, echt he. Ik moet ook een mooie brief gaan schrijven. Ik vind mijn naam echt mooi, ik heb de naam van onze profeet Mohammed. Maar als ik moet solliciteren denk ik heel soms, saaa, ik had een andere naam moeten hebben. Je weet toch, mevrouw, ik wil bij de rechtbank stage gaan lopen. Maar ik ben echt bang dat ik er gewoon niet tussen kom. Door mijn naam en omdat ik op het mbo zit. Er zullen denk ik niet zoveel Mohammeds rondlopen, daar bij de rechtbank. Ik vind echt dat bedrijven vaker de deuren moeten openen voor ons. Ik kan er best boos om worden. Maar ik blijf mijn best doen, hoor. Mijn naam kan soms tegenwerken maar het is niet zo dat het mij gaat stoppen. Ik ben strijder, toch! U moet me alleen beetje helpen.”
“
Er zullen denk ik niet zoveel Mohammeds rondlopen, daar bij de rechtbank.
Aysel zegt: “Weet je, we moeten ook gewoon ons best blijven doen. Maar het is walgelijk dat ik moet nadenken over dit soort zooi. Ik ben gewoon hier geboren, he! Daarom denk ik soms echt dat ik moet gaan verhuizen naar Turkije. Of denk je dat het al anders is als ik later kinderen krijg? Mijn ouders zeggen dat ik gek ben als ik zeg dat ik weg wil. Dan zeggen ze dat ze niet zo hard hun best gedaan om naar Nederland te komen zodat ik weer terug kan gaan verhuizen. En dat snap ik ook wel. Maar lijkt mij ook wel tof, man, om bij de rechtbank stage te gaan lopen. Er lopen daar denk ik niet veel Turken rond, of wel? Anders zou ik aan mijn zus vragen of zij misschien iemand kent. Wij helpen elkaar, mevrouw, u weet toch? We moeten slim zijn als het soms niet meezit!”
