Bedrijfsleven, kenniscentra en hulporganisaties spraken onlangs af om zich in te zetten voor het behalen van nieuwe ontwikkelingsdoelen. Ze zegden toe dat in partnerschappen met elkaar te doen. Niet alleen partneren is een nieuwe tendens. Bedrijven, de financiële sector en hulporganisaties nemen hierbij ook nieuwe rollen en taken aan.
Kritiek
‘Er leven wereldwijd nog 1,2 miljard mensen onder de armoedegrens.’ Feike Sijbesma, bestuursvoorzitter van DSM, een bedrijf dat zich richt op technologieën voor de gezondheids-, voedings- en materialensector, kan de feiten moeiteloos oplepelen. Hij doet zijn uitspraken op een bijeenkomst in Den Haag. Hij wordt gevolgd door Jan Willem Scheijgrond, Hoofd van Overheid Zaken bij Philips, die laat weten hoeveel kinderen er jaarlijks aan vermijdbare ziekten overlijden.
In sommige topmannen valt zelfs een activist te bespeuren.
Het verrast om bedrijven dit soort feiten te horen noemen. Deze opmerkingen werden die voorheen vooral door ontwikkelingsorganisaties naar voren werden gebracht. In sommige topmannen valt zelfs een activist te bespeuren. Zo steekt Sijbesma zijn kritiek op de financiële sector, die zich in zijn ogen nog steeds te veel door korte termijn doelen laat leiden, niet onder stoelen of banken: ‘Er zijn nog nooit zoveel conflicten geweest en zoveel vluchtelingen. Conflicten veroorzaken armoede en honger, wat weer leidt tot meer conflicten. En beiden hebben te maken met klimaatverandering. Wij als bedrijven hebben veel macht. Als dat zo is, moet je ook verantwoordelijkheid tonen.’ Hij wijst echter ook beschuldigend naar andere sectoren: ‘Maar wat we ook doen aan samenwerkingen, de echte verandering moet van de financiële sector komen, zoals banken en pensioenfondsen.’
Goede weg
Caroline Princen, lid van de Raad van Bestuur van de ABN AMRO reageert daarop en vertelt dat ook sommige banken, zoals de ABN AMRO toch echt op de goede weg zijn. ‘We wenden onze invloed aan om mensenrechtenkwesties te bespreken met klanten en we waarderen voorstellen op duurzaamheid. We hebben een zwarte en een groene lijst. We gaan ook met bedrijven op de zwarte lijst in gesprek, om ze te proberen te beïnvloeden. Maar als dat niet lukt, doen we geen zaken.’
Bedrijven die de problemen in de wereld oplepelen, banken die werken met een zwarte lijst, er lijken verschuivingen zichtbaar. Ook ontwikkelingsorganisaties veranderen. Zo noemen verschillende organisaties zich geen NGO meer, maar een sociale onderneming, zoals ICCO. Hoogleraar ontwikkelingssamenwerking Paul Hoebink laat weten onder de indruk te zijn. ‘Je ziet dat er sinds de tien jaar dat bedrijven en ontwikkelingsorganisaties elkaar opzoeken, echt iets veranderd is. Er wordt nu meer naar elkaar geluisterd en beter samengewerkt.”
[[{“fid”:”31357″,”view_mode”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”link_text”:null,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_halve_breedte media-element file-file-styles-artikel-halve-breedte”,”id”:”styles-4-0″}}]]Minister Ploumen ondertekende op 29 september een Charter ‘on the role of business, civil society and cross-sector partnerships in the post-2015 Development Agenda’.
Nederland uniek
Minister Ploumen benadrukte tijdens de bijeenkomst het belang van samenwerken, maar ook de “uniciteit” van Nederland in dit opzicht. Want in andere landen, zo ervaart Ploumen, is het nog steeds zeer ongebruikelijk dat bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden, samenwerken om problemen op te lossen.
Voorbeeldfunctie
De minister ziet dan ook twee zaken waarin Nederland zich kan laten gelden. Allereerst vindt ze dat de partnerschappen die er al zijn, moeten worden “opgeschaald”. Hier kunnen kennisinstituten een belangrijke rol bij spelen. Bovendien denkt Ploumen dat Nederland voor andere landen een voorbeeldfunctie kan vervullen in het laten zien dat partnerschappen werken en ook resultaten behalen. ‘Voor andere landen zijn samenwerkingen tussen verschillende sectoren nog erg ver van hun bed.’ Ze legt uit dat ze zich binnen de VN inzet voor sommige politiek gevoelige sustainable development goals zoals het belang van een ‘peacefull society’ en ‘sexual reproductive health and rights.’ Juist bij deze doelen kan ze de steun van andere Nederlandse partijen goed gebruiken benadrukt ze.
Maar wat valt nu eigenlijk te verwachten van deze nieuwe partnerschappen? Rob van Tulder, professor International Business-Society Management aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) geeft commentaar.
[[{“fid”:”31355″,”view_mode”:”file_styles_artikel_kwart_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_kwart_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:”Rob van Tulder”,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:”Rob van Tulder”},”type”:”media”,”link_text”:null,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_kwart_breedte media-element file-file-styles-artikel-kwart-breedte”,”id”:”styles-5-0″}}]]
Rob van TulderHoogleraar International Business-Society Management aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Van Tulder adviseert overheden, bedrijven en internationale organisaties, zoals de VN en de Europese Unie op het gebied van duurzaam ondernemen. Dagblad Trouw riep hem in 2013 uit tot een van de honderd meest invloedrijke Nederlanders op het gebied van duurzaamheid.
Wat viel je op aan de bijeenkomst waarin het charter ondertekend werd?
‘Het was goed om te zien dat de overgang van millenium development goals naar sustainable development goals door een brede coalitie van Nederlandse stakeholders gedragen wordt. Wat me echter ook opviel was dat er maar een veel beperkter aantal organisaties hun partnerschap hadden uitgewerkt in het aangeleverde format. Het is nog weinig concreet wat partners gaan doen.’
Bedrijven noemden nu de feiten die voorheen door ontwikkelingsorganisatie werden genoemd (zoals het aantal kinderen dat jaarlijks aan ziekten overlijdt, of het aantal mensen dat leeft onder de armoedegrens). Het lijkt wel alsof de rollen aan het verschuiven zijn, waarbij de bedrijven de rol van ontwikkelingsorganisaties overnemen en de financiële sector wordt aangewezen als de ‘bad guy’. Zie jij dat ook zo?
‘Er is enigszins een verschuiving zichtbaar. Dat bedrijven problemen benoemen in de financiële sector is logisch, aangezien in veel sectoren sprake is van een (soms verhulde) systeemcrisis. Het disfunctioneren van de financiële sector op allerlei niveaus is voor veel ondernemingen een probleem. Ook is het een teken van leiderschap bij sommige bedrijven. Verder dringt bij bedrijven het besef meer en meer door dat je niet kunt ondernemen in een wereld die niet functioneert door conflict en armoede. Dus bedrijven blijven gewoon ondernemen, maar wel met een steeds actievere lobby. Hoe ver ondernemingen daarin willen gaan hangt mede af van hun businessmodel. Het hangt ook sterk af van de partnerschappen die gevormd zijn.
Ontwikkelingsorganisaties profileren zich nu als ‘sociale ondernemers’
Wat ik overigens minstens zo interessant vind, zijn de ontwikkelingsorganisaties die zich ook op deze bijeenkomst als ‘sociale ondernemers’ profileerden. Deze nieuwe houding levert nieuwe mogelijkheden op, maar kent ook gevaren. Hoe dat te koppelen aan oude advocacy activiteiten en toch de eigen identiteit behouden, wordt een grote uitdaging.’
Wat voor partnerschappen zijn nu echt nodig om tegemoet te komen aan de nieuwe doelen, de Sustainable Development Goals?
‘Dat hangt af van de ingewikkeldheid van de sustainable development goals waarop het partnerschap actief is. Het wordt nu belangrijker om over impact na te denken en geen genoegen te nemen met halfbakken partnerschappen.’