Wat kunnen steden doen aan klimaatverandering? Veel meer dan er nu gebeurt, volgens de Zweeds-Amerikaanse Jennifer Lenhart, promovendus aan de Wageningen Universiteit. Ze onderzocht hoe Nederlandse steden als Rotterdam en Amsterdam met klimaatverandering omgaan. Daarnaast is ze actief volger van internationale klimaatonderhandelingen. Een interview over de staat van het (stedelijke) klimaat.
In je onderzoek staan Malmö, Rotterdam en Amsterdam centraal, waarom?
"Bij mijn onderzoek heb ik gekeken naar een aantal ‘voorlopers’ in stedelijk klimaatbeleid volgens de literatuur. Rotterdam en Malmö hebben veel gemeen: een lastig verleden en een optimistische toekomst. Amsterdam staat ook bekend als een echte voorloper. Ik heb nog nooit ergens zo lang gewoond (vijf jaar) als in Amsterdam en had echt het idee dat mijn PhD-onderwerp in Amsterdam lééfde. Er gebeurt hier zoveel."
In steden zien mensen dat ze een bijdrage kunnen leveren aan het aanpakken van het wereldwijde klimaatprobleem
Uiteindelijk ben je uitgekomen op strategieën voor stedelijk klimaatbeleid. Waar moet een stad op letten bij het maken van zo’n strategie?
"Ten eerste moet het passen bij de aanwezige (beleids)instrumenten, financiën, interne structuur en lokale belanghebbenden, zoals het lokale bedrijfsleven. Daarnaast is het heel belangrijk om aan te sluiten op bestaande plannen voor groene (energie-)planning en daarbij nationale en internationale netwerken te gebruiken. Wat ook erg goed werkt, is competitie. Malmö ligt vlakbij Stockholm (Zweden) en Kopenhagen (Denemarken). Deze steden proberen elkaar echt te ‘outgreenen’ in de vergelijkingslijstjes."
In Nederland concurreren de twee grootste steden Amsterdam en Rotterdam vaak met elkaar. Welke stad doet het beter op stedelijk klimaatbeleid?
"Poeh, dat is wel lastig om te zeggen. Rotterdam is in ieder geval op vele manieren een voorbeeld. Met het Rotterdam Climate Initiative, Rotterdam Energy Approach en Planning (REAP) en moderne waterpleinen en ‘groene daken’ probeert men wijken klimaatneutraal te maken. Dat laatste is trouwens weer heel mooi overgenomen van Malmö. Amsterdam heeft net als Rotterdam ook een strategie: de Leidraad Energetische Stedenbouw (LES). Er zit bovendien heel veel ‘klimaatenergie’ in de mensen en in het beleid. Ik heb het ook echt zien evolueren. Er is veel aandacht voor hergebruik van ruimte en stadslandbouw en er gebeurt veel ‘bottom-up’, bijvoorbeeld bij de Ceuvel, heel inspirerend!"
Hoe kunnen steden bijdragen aan de aanpak van het wereldwijde klimaatprobleem?
"Steden moeten hun inwoners goede voorbeelden bieden. Veel mensen willen bijdragen. Ze vinden het erg te horen over uitstervende zeehonden, smeltende ijsbergen en een stijgend zeeniveau, maar weten niet hoe ze concreet kunnen helpen. Juist in steden zie je dat een bijdrage kan worden geleverd: met fietspaden, zonnepanelen, afwatering, groene parken. Vaak hebben inwoners van steden hier ook een rol in."
Je komt gepassioneerd over en hebt een duidelijke voorkeur voor de ‘green way of life’: op de fiets, meedoen aan stadslandbouw, etc. Als academisch onderzoeker moet je ook objectief blijven, hoe houd je dit in de gaten?
"Het klopt dat ik wat idealistisch ben en ook optimistisch over de toekomst. Hoe ik toch die objectiviteit heb geprobeerd te garanderen? Ik denk dat het scheelt dat ik hier niet vandaan kom en dat ik ook uit Malmö al even weg was. Het is niet mijn ‘eigen stad’. Daarnaast werk ik met anderen samen in Europese projecten en heb ik door omstandigheden maar liefst drie promotoren gehad, die ook weer voor veel verschillende inzichten zorgden."
Bij je engelstalige proefschrift viel op dat je een chinese en spaanse samenvatting hebt toegevoegd, waarom?
"In China wordt veel geïnvesteerd in stedelijke planning, dit is een groot onderwerp. Waarom spaans? Ik kom veel bij klimaatonderhandelingen en merk dat het een groot voordeel is om ‘native’ engels te spreken. Dit terwijl spaans een grote taal is en ze in Latijns-Amerika erg bezig zijn met dit onderwerp. Om eerlijk te zijn had ik wel in alle officiële talen van de Verenigde Naties een samenvatting willen (laten) maken, maar het is nu al een dikke pil."
Het is tegenwoordig allemaal net wat minder in Nederland
Je schreef ook een nederlandse samenvatting, zijn we in Nederland nog een voorloper op stedelijk klimaatbeleid?
"Twintig jaar geleden zou ik volmondig ‘ja’ zeggen. Nog steeds is Nederland grotendeels progressief maar het is allemaal net wat minder. Ik zou het willen typeren als ‘somewhere inbetween’. Er zijn veel (nationale) subsidies geslonken en het is lastig om nieuwe financiering te krijgen, al wordt dit wel veel geprobeerd via publiek-private partnerschappen. "
Je bent naast je baan als onderzoeker ook actief bij IISD Reporting Services die verslag doet van de grote klimaatonderhandelingen. Heb je vertrouwen in een goede uitkomst van de komende klimaattop in Parijs?
"Het is interessant om te zien dat al die internationale conferenties met elkaar verbonden zijn. Iedereen focust op ‘Parijs’ maar het hele jaar door worden er akkoorden gesloten over aanpalende thema’s zoals biodiversiteit, oceanen en ontbossing. Wat ik verder inspirerend vind is de bottom-up trend van de ‘divestment’ beweging: minder investeren in fossiele industrie. Het is uit om grote bedragen te investeren in die altijd winstgevende olie- en gasbronnen. Dat hoor je overal, bijvoorbeeld ook in Nederland met ABP fossielvrij. Dit is echt een groeiende beweging en heeft veel overlap met de stedelijke agenda, die ook inzet op vergroening. Ik ben dus optimistisch, maar dat komt ook omdat ik vertrouwen heb in de personen die achter VN-klimaatorganisatie UNFCCC zitten. Vooral Christina Figueres is echt zo goed! Zij is de ‘executive secretary’ van UNFCCC en praat over het onderwerp als een moeder over haar kinderen. Het is fijn dat ze hier zoveel emotie in gooit zo tussen die onderhandelingen over cijfers."