Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Ruim vijftien jaar geleden maakte ik – docent aan de UvA – iets mee wat tegenwoordig ‘woke’ genoemd zou worden. Ik gaf een hoorcollege voor studenten Media & Cultuur over politiek in populaire cultuur. Mijn voorbeeld was de hitsingle ‘
K*tmarokkanen??!’
1 (2002) van rapper Raymzter. Met die titel eigende Raymzter zich een scheldwoord, bekend van de
uitspraak door toenmalig wethouder Rob Oudkerk, toe. In de tussentijd was het al ingeburgerd: in 2005 kwam het zelfs in de Van Dale. Op mijn PowerPoint van het college had ik het hoesje van de single, een parodie op de voorpagina van de ‘wakkere’ krant
De Telegraaf, pontificaal afgebeeld.
“
Studenten die anderen ‘woke’ noemen, vind ik vooral dapper
Na afloop kwam een student naar mij toe. ‘Dank voor het mooie hoorcollege, maar beseft u wel dat ik zeker twintig minuten naar een scherm heb moeten staren met daarop in grote letters het woord waarmee ik regelmatig word uitgescholden?’ Nee, dat had ik inderdaad niet beseft. Het was een wijze les die ik nooit ben vergeten. Nu zouden we mijn student ‘woke’ noemen, maar toen vond ik het vooral dapper dat hij mij hierop durfde aan te spreken.
Docenten onderschatten hun positie
Dit is een persoonlijke anekdote, net als de persoonlijke anekdotes die worden aangehaald in allerhande artikelen over ‘wokeness’ op de universiteit, zoals UvA-docent Laurens Buijs vorige week op universiteitsplatform
Folia. Buijs schrijft dat hem het gevoel wordt gegeven dat hij ‘geen recht van spreken heeft’ in de collegezaal. ‘Studenten en collega’s zeggen dat ik met mijn standpunten hun ‘safe space’ schend en zien dat als een ‘microagressie’.’
In februari vorig jaar vertelde een Nijmeegse collega nog aan NRC hoe hij het fenomeen ‘camp’ had willen duiden door het tonen van een beroemde vechtscène tussen twee vrouwelijke hoofdpersonages uit een tv-serie uit de jaren 80. Een studente bekritiseerde de keuze van dit fragment: het zou vrouwonvriendelijk zijn. ‘Daar sta je dan’, verzucht hij. ‘Deze studente beroept zich op een moreel falen. Daar kun je je niet tegen verdedigen.’
“
Door kritiek van studenten als een aanval te zien, beperk je de ruimte voor discussie
Waar de collega in het NRC-artikel aan voorbij gaat is dat de studente wel degelijk een valide punt maakt. Net als mijn Raymzter-voorbeeld is camp oorspronkelijk een subversieve manier van cultuurtoe-eigening door groepen die gemarginaliseerd zijn, in dit geval homoseksuele mannen. Door uitvergroting kan de dominante cultuur die hen uitsluit worden bekritiseerd. Maar camp kent ook een lange traditie van misogynie. In plaats van in de verdediging te schieten, had mijn collega het moment aan kunnen grijpen om deze tegenstrijdigheid bespreekbaar te maken. Populaire cultuur kan tegelijkertijd subversief en reactionair zijn.
“
Door studenten als 'activistisch' weg te zetten, snoer je hun de mond
Belangrijker nog is dat mijn collega zijn positie als docent lijkt te onderschatten. Hij hoeft zijn keuzes niet te verdedigen maar wel te verantwoorden. Door de kritiek van de student als een aanval te zien beperkt hij de ruimte voor discussie, waar hij vervolgens nota bene zijn studente de schuld van geeft. Maar het vergt lef van studenten om zich zo expliciet uit te spreken over de keuze die een docent heeft gemaakt, ook voor die ‘kleine maar activistische groep woke-studenten’, zoals mijn collega hen uiteindelijk noemt in het artikel. Door kritische studenten als ‘activistisch’ weg te zetten (wat dat ook mag betekenen), weigert hij hen serieus te nemen en snoert hij hun de mond, in plaats van andersom.
Ik koester mijn enkele student die ‘woke’ is net zoveel als de andere die onze ‘staatsomroep’ te ‘links’ vindt (ja, die zijn er ook, maar daar klaagt nooit iemand over). Beiden houden mij scherp en dwingen mij om verantwoordelijkheid te nemen voor de colleges die ik geef en de voorbeelden die ik gebruik. Maar bovenal waardeer ik hun lef om zich uit te spreken en kritisch te zijn, een houding die we als universitaire docenten zouden moeten aanmoedigen in plaats van vrezen.