Textielarbeiders vrijgelaten onder internationale druk

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Het merendeel van de 35 gearresteerde textielarbeiders en vakbondsleiders die sinds december vorig jaar vastzaten, wordt vrijgelaten. Dit heeft de vakbondsorganisatie UndustriALL Union laten weten. Internationale vakbonden spreken van een doorbraak.

Stakingen 

Op 12 december 2016 ging in Ashulia, een wijk in de Bengaalse hoofdstad Dhaka, een groep textielarbeiders de straat op. Ze eisten onder andere een verhoging van het minimumloon van 68 naar 190 euro per maand. Als reactie op de stakingen werden 1600 werknemers ontslagen en op een zwarte lijst gezet waardoor ze moeilijk aan een nieuwe baan komen. In totaal werd een groep van 35 vakbondsleiders, textielarbeiders en activisten gearresteerd. Duidelijke aanklachten tegen hen waren er niet. 

Na de arrestaties in december kwamen vakbondsorganisaties en kledingmerken in actie. Door de toenemende druk was het voor de regering van Bangladesh onhoudbaar om de mensen nog langer vast te houden. Op 23 februari werd een tripartiete overeenkomst gesloten met IndustriALL Bangladesh Council (IBC), het ministerie van Arbeid in Bangladesh en de Garment Manufacturers and Exporters Association. Hierin staat dat de gearresteerde vakbondsleden en textielarbeiders worden vrijgelaten en vrijgesproken van elke vorm van vervolging.

Vicevoorzitter Arend van Wijngaarden, van de Christelijke vakbond CNV, is blij met het resultaat. Samen met FNV en de Schone Kleren Campagne deden zij op 16 februari mee aan een internationale actie van de vakbondskoepels IndustriALL en UNI. Bij de ambassade van Bangladesh in Den Haag demonstreerden ze voor de vrijlating van de vakbondsleden en textielarbeiders. “Het besluit om de mensen vrij te laten toont aan dat de vakbeweging wereldwijd voldoende druk kan uitoefenen op regeringen om ze te dwingen de juiste keuzes te maken.”

Protesten voor de ambassade van Bangladesh in Den Haag – Foto: Merel Maissan

Naast de protesten in Den Haag gingen er ook in New York, Berlijn, Brussel, Washington en Kathmandu vakbonden en ngo’s de straat op om actie te voeren. “Een belangrijk signaal dat zeker heeft geholpen”, stelt van Wijngaarden.

Zelf geeft de CNV-bestuurder aan niet te hadden verwacht dat de 35 vakbondsleden en textielarbeiders zo snel vrij zouden worden gelaten. “Mede door de houding van de ambassade van Bangladesh hier in Nederland – zij wilde de brief die we schreven aan de Bengalese premier Sheikh Hasina niet aannemen – dacht ik dat het nog wel een tijd zou kunnen duren voordat er sprake zou zijn van een doorbraak.” In de brief riepen zij de regering van Bangladesh op onmiddellijk alle gedetineerden vrij te laten en de aanklachten tegen hen te schrappen. De ambassade weigerde de brief in ontvangst te nemen omdat de protestactie volgens hen niet was aangekondigd. 

Van Wijngaarden reageerde dat 'als zelfs de ambassade hier in Den Haag weigert een verklaring in ontvangst te nemen van Nederlandse organisaties die pleiten voor de vrijheid van vakbondsleiders, omdat er een paar mensen buiten op de stoep staan met vlaggen, lijkt me dit exemplarisch voor de standaardhouding van de regering in Bangladesh'. 

Reputatie hoog houden Dat grote internationale kledingmerken de kledingtop boycotten kwam als een verrassing voor zowel de BGMEA als voor de vakbonden. In een statement uitten C&A en H&M hun ongenoegen en zorgen over de recente gebeurtenissen en aanhoudingen. Van Wijngaarden vindt het een goed signaal van de kledingmerken en gaat ervan uit dat ze het oprecht menen. "Het mes mag aan twee kanten snijden. Dat maakt mij niet uit. Als dat het gewilde doel realiseert, prima." Toch is het de vraag hoe oprecht hun publiekelijke verontwaardiging is. De regering van Bangladesh staat immers onder druk om de productie zo goedkoop mogelijk te houden, bang om hun concurrentiepositie te verliezen. Merken zijn continue opzoek naar de laagste prijzen, zo blijkt wel uit het feit dat steeds meer industrie zich verplaats naar landen als Myanmar en Ethiopië, waar de lonen nog lager liggen als die in Bangladesh. 

Toch lijkt er nu sprake te zijn van een doorbraak. Mede door de afwezigheid van grote kledingmerken tijdens de kledingtop in Bangladesh, denkt van Wijngaarden dat het voor de regering in Bangladesh onhoudbaar werd de gearresteerden nog langer vast te houden. Zo lieten C&A, H&M en Inditex (Zara) 21 februari weten niet naar de kledingtop, de Dhaka Apparel Summit, in Bangladesh te zullen komen op 25 februari vanwege de arrestaties. Voor de Bangladesh Garment Manufacturers and Exporters Association (BGMEA), de initiatiefnemer van het evenement, kwam dit aan als schrok. De BGMEA is een orgaan van de industrie dat de 4500 kledingfabrieken in het land vertegenwoordigt en met de kledingtop het imago van de textielsector in Bangladesh probeert op te poetsen. 

In een statement, dat de BGMEA doorstuurde naar deelnemers van het evenement, liet zij onder meer weten ‘erop aan te zullen dringen dat geen onschuldige mensen worden berecht.’   

Maar ondanks de vrijlating van de 35 vakbondsleden en textielarbeiders is het nog de vraag of er nu ook daadwerkelijk werk wordt gemaakt van een verhoging van het minimumloon, de reden waarom in december honderden mensen de straat op gingen. Het minimumloon is nu 68 euro. Volgens berekeningen van de Asia Floor Wage, ligt het leefbaar loon rond de 340 euro. 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons