“Extreemrechts boekt momenteel in meerdere landen verkiezingswinst. In Vlaanderen werden we daar al in 2004 mee geconfronteerd, toen het extreemrechtse Vlaams Belang bijna een kwart van de stemmen kreeg. Gek genoeg was dat een signaal voor media, inclusief kwaliteitskranten als De Standaard, om die partij net als alle andere te gaan behandelen, ook al is Vlaams Belang in datzelfde jaar veroordeeld wegens racisme. Ik denk dat commerciële overwegingen een rol speelden; centrumkranten kunnen niet een kwart van de kiezers en dus hun potentiële lezers voor het hoofd stoten.
Toen Vlaams Belang later aan interne strubbelingen ten onder ging, is de N-VA [Nieuw-Vlaamse Alliantie, red.] steeds meer op de thema’s van extreemrechts gaan inspelen: vreemdelingen, veiligheid en Vlaanderen. De N-VA weet daarmee het debat te domineren, met de Antwerpse burgemeester Bart de Wever voorop, die inmiddels een soort mediamonopolie heeft. Hij weet perfect hoe media werken en waar en wanneer hij een bommetje kan droppen om het nieuws te beheersen. Tegelijkertijd geeft De Wever op haast Trumpiaanse wijze af op de pers. Hij benadert zijn kiespubliek liever rechtstreeks via sociale media, of via media die promopraatjes toestaan. Elk artikel over De Wever levert gegarandeerd clicks op en daarom zijn er genoeg media die stukken publiceren waarin hij zonder tegenspraak zijn boodschap verspreidt.
“Wat moet je beginnen als de politicus over wie je schrijft weigert te reageren als je aan wederhoor wil doen?
Vlaamse media zijn ook onderhevig aan een algemene trend, waarbij meningen als nieuwsfeiten gebracht worden, zonder dat die meningen eerst kritisch getoetst worden. Die verschuiving was in 2009 voor mij een van de redenen om De Morgen te verlaten en Apache te starten; er is in de mainstreammedia onvoldoende aandacht voor diepgravende verhalen die tijd mogen kosten.”
Laila Ben Allal is de enige Belgische journalist bij CNN. Haar verhalen over Raqqa leverden haar en haar team een nominatie voor een Webby-award (een belangrijke internetprijs) op. Ze werkte voor de Vlaamse omroep VRT, maar ook voor Al Araby TV, Al Jazeera, CBC en andere buitenlandse media.
“Etnische minderheden zijn een belangrijk onderwerp in de Vlaamse media, maar er wordt vooral over hen gesproken. Slechts 1 procent van de Belgen die tot een etnische minderheid behoort werkt in de mediasector. Nederland scoort beter, met ongeveer 3 procent. Die ondervertegenwoordiging leidt tot beperkte referentiekaders bij redacties. Ik maakte bijvoorbeeld mee dat een senior producer bij een actualiteitenprogramma, dat nota bene veel bericht over het Midden-Oosten, niet kon geloven dat ik moslima ben. ‘Dat kan toch niet, je draagt een mouwloze jurk en geen hoofddoek?’ En toch is het zo; als ik naar een conflictgebied afreis, pak ik mijn Koran en gebedsmat in.
Toen ik bij de VRT werkte hoorde ik geregeld programmamakers medewerkers op de redacties opdragen om op zoek te gaan naar interviewkandidaten die pasten in een stereotiep plaatje waar alle media zich hier van bedienen: volledig gesluierde vrouwen en mannen ‘met een baard waarmee ze bij wijze van spreken de straat kunnen vegen.’ Het moest tendentieus blijven want dat levert kijkers én lezers op – of het ook representatief was, dát was van ondergeschikt belang. Alsof er geen diversiteit bestaat onder moslims!
“Ik heb nog steeds geen hoofdredacteur met migratieachtergrond gezien in België
Jonge mediamakers van kleur voelen zich niet altijd welkom op redacties en weten dat diversiteitsstages zelden tot contracten leiden wegens te weinig budget. Ze beginnen daarom niet aan een loopbaan in de media. Doen ze dat wel, dan is de kans klein dat ze op decision making positions terechtkomen. Ik heb nog steeds geen hoofdredacteur met migratieachtergrond gezien in België, terwijl er genoeg mensen met potentieel rondlopen. Die ondervertegenwoordiging heeft als rechtstreeks gevolg dat de berichtgeving over onder meer etnische minderheden en religie bijna uitsluitend gemaakt wordt door witte journalisten. Al dan niet bewust leidt dat vaak tot weinig genuanceerde berichtgeving vanuit een wij-zij frame. Dat heeft het vertrouwen van Vlamingen met migratieachtergrond in de media onherstelbaar geschaad.
Wat betreft mijn expertise, de buitenlandjournalistiek, valt me een andere, meer algemene tendens op die ook Vlaanderen treft: er moet meer gedaan worden met minder middelen. Dat maakt het moeilijker om diepgaande verhalen te brengen die verder kijken dan Europa. Er is minder budget voor reizen, waardoor je afhankelijk bent van de beelden en verhalen van buitenlandse bronnen. Ook na uitgebreide factchecking blijft er een risico dat je je verhaal baseert op incorrecte informatie of beelden gebruikt die in scène zijn gezet. Ik zeg daarom altijd: There is no substitute for being there.”
Gaea Schoeters is auteur en freelance journalist.
“Een fenomeen als ‘verrechtsing’ is moeilijk te meten, maar zeker is dat toegenomen concurrentie mediamakers aanzet om nieuw publiek te winnen door een breder segment aan meningen te bedienen. En doordat de samenleving is verrechtst, zijn dat vaak rechtse meningen.
De ideologische verschillen tussen kranten en weekbladen zijn ook significant kleiner geworden: dat een opiniemaker als Maarten Boudry [filosoof en scepticus, red.] regelmatig publiceert in De Standaard, De Morgen en Knack, toont hoe dicht ze bij elkaar liggen. Ook wat ‘zegbaar’ is, is sterk veranderd: uitspraken die Vlaams Belangers vroeger nauwelijks in het openbaar durfden te doen, worden nu schaamteloos getwitterd door zittende politici. En vaak overgenomen in kranten of op televisie.
“We zijn zo politiek correct geworden tegenover rechts dat we onszelf in de voet schieten
Toch kan ik me niet voorstellen dat redacties zelf rechtser zijn geworden. Ik vermoed eerder dat doordat de media door rechts actief worden weggezet als ‘linkse media’, dit leidt tot een soort ‘compensatiedrang’: in het kader van ‘neutraliteit’ krijgen rechtse meningen een breed forum, terwijl er tegenover linkse meningen een soort zelfcensuur optreedt, en links alvast als activistisch wordt weggezet. We zijn zo politiek correct geworden tegenover rechts dat we onszelf in de voet schieten.
Is het bijvoorbeeld nodig om een vertegenwoordiger van een marginaal verschijnsel als Schild & Vrienden pagina’s lang te interviewen, zoals De Morgen deed? Als je er collega’s over aanspreekt, spreken ze vaak van ‘ontmaskeren’ of ‘confronteren’, maar de interviews zelf zijn zelden kritisch en bovendien wijst Amerikaans onderzoek uit dat het interviewen van extremisten altijd tot meer polarisatie leidt. Ik vrees ook dat de media de mate waarin extreemrechtse, populistische partijen de klassieke media zeer bewust bespelen, nog steeds onderschatten. En dat veel ‘goedbedoelde’ stukken ongewild juist maatschappelijke vooroordelen versterken.
In discussies met journalisten, wanneer je actief kritiek hebt op de ‘verrechtsing’, vallen me twee soorten reacties op: de gelaten versie (‘De krant is nu eenmaal een commercieel product dat moet verkopen, en de hele wereld rukt naar rechts’) en een zeer defensieve boosheid, die ik verdacht vind — als de bereidheid tot kritisch zelfonderzoek zo klein is, wringt er meestal iets. Vaak krijg ik dan ook te horen dat ik beter wat zou uitkijken met de mediakritiek die ik op sociale media uit, maar ik weiger te geloven dat een open dialoog of een kritische vraagstelling onmogelijk is. Want is dat niet de basis van journalistiek?”
(Op de site van Gaea Schoeters kun je een langere versie van haar reactie lezen.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand