In de berichtgeving over de racistische appjes van Thierry Baudet, in aanloop naar de verkiezingen, werd in vrijwel alle dagbladen het n-woord voluit gebruikt. Een deel van het journaille dat bij Baudet verhaal kwam halen was bovendien niet te beroerd om het woord voluit te gebruiken: “Heeft u gevraagd of iemands zus met een *piep* thuis kon komen?”, “Thierry geef antwoord, heb je dat gevraagd, of hij wil dat zijn zus met een *piep* thuiskomt?” En nog eens, en nog eens. Niemand vroeg wat een man überhaupt te zeggen heeft over met wie zijn zus thuiskomt, maar dat terzijde.
Hebben (dag)bladen eigenlijk regels over racistisch of koloniaal taalgebruik en wie bepaalt die? Deze vragen leg ik voor aan de hoofdredacteuren van NRC, Trouw, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland. Spoiler: geen van de redacties heeft een sluitend beleid.
Zelf meester
Sjoerd de Jong, ombudsman bij NRC bij wie lezers terechtkunnen met redactionele vragen, noemt het taalbeleid van zijn krant ‘liberaal’: “De krant volgt het taalgebruik zoals dat zich in de samenleving ontwikkelt, zonder daarin het voortouw te nemen.” De praktijk is wel genuanceerder, vervolgt De Jong: “NRC volgt niet zozeer ‘de samenleving’, maar een progressief deel daarvan. In een recente bijlage over slavernij was ‘slaafgemaakte’ de norm.” Redacteuren zijn, zo blijkt uit een aantal stukken over uiteenlopende kwesties over taalgebruik in de krant, grotendeels zelf meester over hun taal.
“
De hoofdredacteuren van de Volkskrant, Trouw en NRC zeggen dat auteurs in principe zelf hun woorden kiezen
Ook
Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Klok zegt te streven naar progressief taalgebruik, net als adjunct-hoofdredacteur Martijn Roessingh van
Trouw. Maar als kranten zich inderdaad progressief opstellen, waarom gaat het dan nog vaak mis met racistisch (n-woord) of koloniaal (‘Derde Wereld’) taalgebruik?
De hoofdredacteuren van de Volkskrant, Trouw en NRC zeggen alle drie dat auteurs in principe zelf hun woorden kiezen. Maar helemaal zonder leidraad gaat dat niet. De Volkskrant en Trouw hebben een Stijlboek, bij NRC een Stijlgids, waarin de meest uiteenlopende taalkwesties worden beschreven. Denk daarbij aan het gebruik van woorden als ‘allochtoon’ (in alle stijlwijzers: vermijden) en het n-woord (in alle kranten: alleen in citaten), maar ook aan leestekens en tussenstreepjes, of de spelling van geografische namen. De stijlgidsen worden vooral gebruikt door de eindredactie en krijgen naar verluid geregeld een update. En bij alle hier bevraagde kranten geldt: uiteindelijk heeft de hoofdredacteur het laatste woord.
“
Over ‘blank’ versus ‘wit’ is het finale oordeel nog niet geveld
Wat opvalt, is dat zowel Trouw als de Volkskrant en NRC voor een scala aan begrippen meerdere alternatieven hebben klaarliggen. Over het n-woord is geen discussie meer – dat wil geen redacteur nog gebruiken (onder wie columnisten niet vallen, maar daarover later meer) – maar over ‘blank’ versus ‘wit’ is het finale oordeel nog niet geveld. Ook kun je bij alle kranten zowel slaaf, tot slaaf gemaakte als slaafgemaakte tegenkomen. Zelfs binnen stukken kan daarover inconsistentie zijn. Volgens de hoofdredacteuren is dat bijvoorbeeld om de leesbaarheid te bevorderen (in een stuk telkens ‘iemand met een niet-westerse migratieachtergrond’ gebruiken, gaat stroef lezen), of simpelweg omdat niet alle geciteerde geïnterviewden dezelfde terminologie gebruiken.
Woorden gebruiken of benoemen
Citaten zijn een verhaal apart. Zowel Pieter Klok van
de Volkskrant als
NRC-ombudsman De Jong laat weten dat die onaantastbaar zijn. De Jong: “Als je wilt weten wat Baudet appte, of hem als journalist wil portretteren, moet je hem citeren. Dat heeft te maken met het onderscheid tussen het gebruik van woorden om naar de werkelijkheid te verwijzen en het noemen van een woord in een citaat of om iets óver dat woord te zeggen. Dat onderscheid lijkt soms te vervagen in discussies over racistische taal: ook het n-woord in citaten, historische verwijzingen of andere vormen van noemen is dan niet meer toegestaan.”
Het onderscheid tussen gebruiken en noemen is niet altijd eenduidig, zegt De Jong. Hij blijft nog even bij het voorbeeld van Baudet: “Als je hem zo vaak en gretig of kritiekloos citeert dat noemen toch weer een provocerende of aanstootgevende vorm van gebruiken wordt, kan dat een vorm van ‘indirect racisme’ worden.” In elk geval moet een nieuwe afweging worden gemaakt.
“
Citaten zijn onaantastbaar: als je wilt weten wat Baudet appte, moet je hem citeren
Toch smijt je racistische woorden dan nog steeds in het gezicht van je lezers. Zou er in Nederlandse kranten ruimte zijn om racistische woorden dan deels met sterretjes te schrijven? Komt ook wel weer wat bij kijken, zoals
dit artikel in
The Guardian (met n-woord) laat zien, maar welgeplaatst functioneert de asterisk als ‘een schild tussen de lezer en het kwaad’. The Guardian concludeert: “De asterisk is de enige toetsaanslag die woorden hun macht kan ontnemen.”
Volkskrant-hoofdredacteur Klok sluit niet uit dat de krant die oplossing gaat gebruiken, want, zegt hij fel: “Ik wil het n-woord eigenlijk helemaal niet meer in mijn krant.” Hij noemt een voorbeeld: “Laatst hadden we een stuk over protestliederen, waarin ook de Zangeres Zonder Naam besproken werd die over racisme zong. Daarin werd de naam van een nummer genoemd waarin het n-woord voorkwam. Toen ik dat las, dacht ik: ik wil het eigenlijk niet meer.”
Waarom stond het er dan toch in? Klok: “Omdat we tot nu toe de lijn hebben dat het in citaten, waar boek- en liedtitels onder vallen, mag. Citaten zijn heilig. Ik kan de repercussies nog niet helemaal overzien van asterisken, het moet wel te begrijpen zijn voor alle lezers, maar ik kan me voorstellen dat we het invoeren.”
Hoe politiek is taal?
René Moerland, hoofdredacteur van NRC, wijst het gebruik van asterisken niet bij voorbaat af, maar helderheid gaat voor alles, legt hij uit: “Je moet toch kunnen beschrijven waar het debat over gaat. Stel je een naam van een schilderij voor waarin je een deel van een woord door asterisken vervangt, weten lezers dan welk woord je bedoelt? Aan de andere kant hebben we natuurlijk de luxe dat we in de krant de ruimte hebben context te geven. Dat pleit ook tegen het gebruik van asterisken, want je kunt woordgebruik altijd uitleggen.”
“
We willen goed verslag doen, niet het maatschappelijke debat vormen met activistisch taalgebruik
Zit er ook een angst achter dat hij meer behoudende lezers verliest als hij qua taalgebruik voor de troepen uit zou lopen? Moerland: “Nee, het is niet berekenend. Ik zie taalgebruik als een journalistieke keuze, geen politieke. We willen in de eerste plaats goed verslag doen, niet het maatschappelijke debat vormen met activistisch taalgebruik. Woordkeuze zegt iets over mensen die je interviewt of waar je een reportage over maakt, daar willen we ruim mee omgaan en zonder taboes naar verwijzen. We zijn welbewust volgend.”
Blank en wit worden in NRC nu nog door elkaar gebruikt. Moerland erkent dat ‘blank’ maatschappelijk net zo not done kan worden als het n-woord. Maar als je nu al op je klompen aanvoelt dat blank gaat verdwijnen om huidskleur te beschrijven, waarom dan niet nu afschaffen? Moerland: “Omdat we het pluralisme in de samenleving willen laten zien. Dat is belangrijker dan ons standpunt over het woord.” Ook als het pijn doet? “Verslaggeving doet soms pijn. Op het moment dat blank steeds meer een politieke connotatie krijgt en wit meer de norm wordt, zal het bij ons ook veranderen.”
Maar de rol van de media is ook om macht te bevragen en aan de tand te voelen, dus de vraag is of dat ook niet in het woordgebruik tot uiting moeten komen. Dat wijst Moerland af: “Neem een woord als ‘slaafgemaakte’. Het woord ‘slaaf’ wordt nog vaak gebruikt in de samenleving en als je dat als krant te vroeg weert, reflecteert de verslaggeving de maatschappij niet.” Hij verwijst naar de culturele pagina’s, waar ‘slaaf’ al vrijwel niet meer voorkomt: “In de museale wereld is ‘slaafgemaakte’ al veel meer de standaard en dat zie je dus in de verslaggeving terug.”
“
Is dat zo, dat taalgebruik macht in stand houdt? Daar is discussie over mogelijk
Ook Pieter Klok van
de Volkskrant wil niets weten van de verhouding tussen macht en taal. Dat blijkt als hem de discrepantie wordt voorgelegd tussen enerzijds zijn wens het n-woord niet meer in de
Volkskrant-kolommen terug te zien en anderzijds het afdrukken van columns, van onder anderen Arthur van Amerongen, waarin het n-woord
recentelijk nog voluit verscheen. Machtssystemen worden toch ook door taal in stand gehouden, en als je als journalistiek de macht de maat neemt, zou dat toch reden kunnen zijn op de troepen vooruit te lopen? Klok: “Is dat zo, dat taalgebruik macht in stand houdt? Daar is discussie over mogelijk.”
Columnisten zijn vrij, zegt hij. Ook als hun tekst racistisch of islamofoob is? Klok: “Dan kom je op de vraag wat racisme is. De letterlijke definitie volgens de Van Dale is dat je het ene volk inferieur vindt aan het andere. Dat lees ik bij onze columnisten niet.” Maar die overtuiging kun je toch op vele meer of minder subtiele manieren uiten? “Maar je kunt het er ook in lezen terwijl het misschien niet zo is”, reageert hij. Dat racisme een machtssysteem is, wijst hij af: “Je kunt je afvragen of je de definitie van racisme moet verbreden. Je moet wel voorkomen dat alles racistisch genoemd kan worden.”
Ook Trouw is gevraagd naar deze discrepantie tussen de wens in taalgebruik progressief te zijn en het publiceren van columns van bijvoorbeeld Sylvain Ephimenco, waarin racisme wordt gebagatelliseerd. De krant liet weten niet dieper op de kwestie in te willen gaan en het bij de eerdere gemailde algemene opmerkingen over taalgebruik te willen laten.
Weekbladen hebben meer speling
Weekbladen staan allicht wat minder vaak voor taaldilemma’s: zij verslaan het harde nieuws niet en hoeven bijvoorbeeld niet te berichten over racistische en seksistische uitspattingen van Baudet en anderen. Zul je net zien dat ze bij
Vrij Nederland vorig jaar ineens met de befaamde schrijver en dichter Simon Carmiggelt (1913-1987) in hun maag zaten, zegt hoofdredacteur Ward Wijndelts: ‘
VN bestond tachtig jaar en we publiceerden uit elk jaar het beste stuk. We selecteerden ook een stukje van Carmiggelt van eind jaren veertig, over Sinterklaas. Het n-woord kwam erin voor. Dat kon niet, maar wat moet je dan? Gaan rommelen in Carmiggelts werk? Uiteindelijk hebben we een ander stuk van Carmiggelt gekozen.”
Hij had ook voor asterisken kunnen kiezen, net zoals in een interview met Sylvana Simons waarin werd verwezen naar het moment bij De Wereld Draait Door waarop Simons’ politieke carrière begon: toen Martin Šimek ‘zw*rtj*s’ gebruikte en Simons daarop reageerde. Vrij Nederland schreef het woord voluit. Wijndelts weet niet precies waarom en stelt voor er meteen de eindredacteur over te bellen. Vijf minuten later belt hij terug: ‘Het is overwogen om het niet voluit te schrijven, maar daarvoor wordt het woord te weinig gebruikt en weten mensen misschien niet wat je bedoelt. Bij het n-woord is dat anders, dat begrip kent inmiddels iedereen. Ik wijs het gebruik van asterisken niet per se af. Het principe is vrij eenvoudig: je wilt beschaving tonen in je taalgebruik en dat kan op verschillende manieren.’
“
Schrijvende intellectuelen denken zelf over hun woorden na, daar kun je niet zomaar aan komen
Bij alle voor dit artikel bevraagde media ligt de verantwoordelijkheid voor taalgebruik deels bij de auteur, maar bij
de Groene Amsterdammer gaat dat nog een stapje verder, blijkt als hoofdredacteur Xandra Schutte haar weekblad beschrijft: “De Groene is een auteursblad. Als we woordgebruik problematisch vinden, kunnen we de auteur hooguit bellen om te vragen of hij of zij zeker weet iets op die manier te willen zeggen.” Ze herinnert zich dat (emeritus) hoogleraar Sociologie en auteur Abram de Swaan eens boos werd toen de eindredactie in zijn stuk het woord ‘blank’ door ‘wit’ had vervangen. Schutte: “Dat hadden we niet zomaar mogen doen. Schrijvende intellectuelen denken zelf over hun woorden na. De taal die iemand gebruikt staat in direct verband met iemands denken, dus daar kun je als redactie niet zomaar aan komen.”
Schutte vindt bovendien dat zij als witte vrouw niet altijd in de positie is om iemand aan te spreken op woordgebruik. Ze neemt Stephan Sanders als voorbeeld, die zichzelf ‘bruin’ noemt. Schutte: “Dat vinden sommige mensen een problematische term, maar ik heb niets te zeggen over hoe hij zichzelf noemt.”
‘Taal is een wrak bouwwerk’
De voorbeelden die Wijndelts en Schutte aandragen laten zien dat wat kan en niet kan, voortdurend in beweging is. Wijndelts maakt zich over zijn eigen capaciteit als voortrekker geen illusies: “Ik word geconfronteerd met mijn perspectief als er kritiek is en dat is nodig, want ik ben niet het scherpste mes in de la. Mijn taak is te luisteren naar een ieder die zich in de huidige constellatie niet prettig voelt, en hun perspectief niet te bagatelliseren. Neem dit gesprek dat wij nu hebben, dat is munitie voor verandering. Vrij Nederland is geen voortrekker maar over tien jaar hoop ik terug te kijken en te concluderen dat we ook niet achteraan liepen.”
“
Je kunt van taal niet verwachten dat het altijd eerlijk is
Toch roept dat de vraag op: waarom zou Vrij Nederland eigenlijk geen voortrekker kunnen zijn, of de dagbladen die van zichzelf zeggen dat ze ‘progressief’ zijn, en wíllen zijn? Wijndelts: “Het is niet altijd mogelijk te zeggen waar op een schaal een bepaald woord of een bepaalde uitdrukking zich bevindt. Dat moet zich uitkristalliseren.” Klok van de Volkskrant: “Je bent er nooit helemaal. Je kunt van taal niet verwachten dat het altijd eerlijk is. Taal is een wrak bouwwerk. Het is een illusie te denken dat er een schone taal bestaat die recht doet aan iedereen.”
Rectificatie (29-03-2021): In een eerdere versie van dit artikel stond dat Trouw columns publiceert van Afshin Ellian. Dat is onjuist.
Correctie (29-03-2021): In een eerdere versie van dit artikel stond dat Arthur van Amerongen, Elma Drayer en Sylvain Ephimenco niet zelden racistische en islamofobe columns publiceren. Elma Drayers naam is verwijderd en bij de andere twee columnisten is een nauwkeurigere omschrijving gebruikt.