Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Het is 4 mei. Een dag waar ik me altijd ongemakkelijk bij voel. Mijn opa moest als 11-jarig Joods jongetje jarenlang onderduiken. Een groot deel van zijn familie is gestorven. Aan de andere kant van mijn familie zitten vergelijkbare verhalen, van mijn overgrootvader die zijn hele familie verloor tijdens de Armeens genocide. 4 mei zou voor mij dus een dag van erkenning voor mijn voorouders moeten zijn. Toch voelt dat niet zo.
Wat veel mensen niet weten is dat de nationale herdenking nooit is begonnen om de slachtoffers van de holocaust te herdenken. Zij werden niet eens genoemd in de richtlijnen van de eerste officiële nationale herdenking in 1947: ‘Herdacht zullen worden [z]oowel de Nederlandsche militairen, zeelieden en verzetsstrijders als de geallieerde militairen, die voor de bevrijding van ons Vaderland gevallen zijn.’
“
De herdenking ging oorspronkelijk om het herstellen van een nationalistische trots
In 1960 was het Amsterdamse College van B&W nog tegen plannen om enkele Joodse sprekers uit te nodigen voor de 4 mei-herdenking, zo staat in het boek
Zestig jaar herrie om twee minuten stilte van Maud van de Reijt. ‘Te zwaar joods karakter’, stelden ze. ‘Niet te veel nadruk op leggen’. Terwijl rekening werd gehouden met de christelijke zondagsrust, ging de herdenking gewoon door tijdens de joodse sjabbat. Voor Joodse, Roma en Sinti vervolgingsslachtoffers waren vanuit de overheid aanvankelijk geen herdenkingen, monumenten of oorlogspensioenen geregeld.
Waar de herdenking oorspronkelijk wel om ging, was het herstellen van een nationalistische trots. Nederland werd verheerlijkt als verzetsnatie; de gevallen strijders en soldaten zouden worden herdacht. Zo werd tijdens de herdenking in 1960 de ‘Erelijst van Gevallenen’ onthuld, compleet met goud en een gedenktafel, met daarop 17.500 namen van gestorven militairen en verzetshelden. De pagina’s werden 2,5 jaar lang elke dag omgeslagen, zodat alle individuele strijders herinnerd zouden worden. Ook ontvingen zij allemaal een oorlogspensioen.
“
Dat veel van de verzetsstrijders communisten waren, werd voor het gemak even vergeten
Dat er tijdens de oorlog veel meer collaborateurs waren geweest dan verzetsstrijders
1, werd voor het gemak even vergeten. Zo ook dat
disproportioneel veel van die verzetsstrijders
communisten waren. De door de Communistische Partij georganiseerde Hannie Schaft-herdenking in 1951 werd
uiteen gedreven door leger en politie, inclusief vier gepantserde wagens met mitrailleurs. Zelfs het Nederlands Auschwitz Comité, opgericht door kamp-overlevers, werd jarenlang bespioneerd door de geheime dienst, omdat er te veel communisten in actief waren.
De doden die niet worden herdacht
Er zijn in de loop der jaren verschillende voorgangers geweest van het Nationaal Comité 4 en 5 Mei: door de overheid erkende organisaties die in een officieel memorandum vastlegden wie er herdacht werden. Waar de herdenking zich eerst beperkte tot de Tweede Wereldoorlog, werd dat gaandeweg uitgebreid. De Nederlandse soldaten die hadden huisgehouden in Indonesië (1946-49) en
Korea (1950-53) wilden namelijk ook erkenning voor hun offers en zouden dat als eerste krijgen. En vanaf 1961 werd besloten om álle Nederlandse soldaten te herdenken die waar ook ter wereld in een Nederlandse militaire missie zijn overleden.
“
De 4 mei-herdenking maakt plek voor daders terwijl hun slachtoffers aan de kant worden geschoven
Sinds 1961 is daar een hele reeks landen bijgekomen, zoals
voormalig Joegoslavië,
Afghanistan, Irak en Mali. Alleen de
Nederlandse soldaten die daar vochten worden herdacht. Schokkend, want in de oorlogen in Indonesië en Korea werden oorlogsmisdaden gepleegd en stierven naar schatting
drie miljoen Koreanen en
minstens 97.000 Indonesiërs. En tussen 2003 en 2011 stierven naar schatting
een miljoen Irakese burgers tijdens de illegale invasie en bezetting geleid door de Amerikanen, met
ondersteuning van Nederland. Al die doden worden niet herdacht, simpelweg omdat het geen Nederlanders waren.
De 4 mei-herdenking maakt in veel gevallen plek voor daders terwijl hun slachtoffers aan de kant worden geschoven. Daar gaat bovendien een (neo)koloniaal sausje overheen: van Indonesië tot Irak heeft Nederland volgens het Comité bijgedragen aan ‘stabiliteit en veiligheid in de wereld’.
“
De doden onder de oorspronkelijke bewoners van Nederlands-Indië worden niet herdacht
Ook schokkend is dat de doden onder de oorspronkelijke bewoners van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog – dus vóór de Indonesische onafhankelijkheid – ook niet worden herdacht. Als we namelijk kijken naar de cijfers die het Comité 4 en 5 mei bij de WO2-slachtoffers in Azië noemt, staan daar circa 20.000 doden, terwijl naar schatting
tussen de 3 en 4 miljoen mensen in Nederlands-Indië overleden onder de Japanse bezetting. Het
bijbehorende boekje van het Comité,
De doden tellen, noemt echter alleen de slachtoffers onder ‘Europeanen en Indo-Europeanen’ in Nederlands-Indië. Zo houdt het Comité vast aan de apartheidsstandaarden van het koloniale Nederlands-Indië, waar de oorspronkelijke bewoners tweederangsburgers waren en vaak
tot slaaf werden gemaakt.
Protesten en waakzaamheid
Pas
in 1966 kwam er in het officiële memorandum expliciete erkenning voor de holocaust. Nogal laat, maar dit toont wel aan dat het memorandum altijd aan verandering onderhevig is geweest. Dat moeten we niet vergeten nu
nieuwe stemmen opgaan voor een inclusievere herdenking: initiatieven voor
vluchtelingen die momenteel verdrinken in de Middellandse Zee, voor
vergeten verzetsstrijders met Afrikaanse roots, en de
miljoenen doden in Nederlands-Indië. Dergelijke stemmen worden door de media en de autoriteiten weggewuifd als asociaal en soms zelfs gecriminaliseerd en
opgepakt.
Maar verzet tegen 4 mei is er altijd geweest. Zeker de jaren 70 en 80 waren decennia van grootschalige protesten en alternatieve herdenkingen. Zo organiseerde de Joods-Duitse vluchteling Heinz Wielek met zijn initiatief J’accuse twintig jaar lang op 4 mei een alternatieve herdenking in het Krasnapolskyhotel aan de Dam. Verscheidene organisaties die actief waren tegen racisme en de westerse steun aan dictatoriale regimes in Griekenland, Zuid-Afrika en Spanje, sloten zich daarbij aan.
“
De overeenkomsten tussen het vluchtelingenbeleid in de jaren 30 en nu zijn ijzingwekkend
De demonstraties waren zo succesvol dat het Comité in 1979 het memorandum aanpaste om de actuele ‘strijd om vrijheid en tegen fascisme en onderdrukking’ te benadrukken. Waar in 2017 de toenmalige burgemeester van Amsterdam Van der Laan het
demonstratierecht inperkte en de herdenking van verdronken vluchtelingen als afleidend bestempelde, deed toenmalig burgemeester Ed van Thijn op 4 mei 1987 juist een appel op onze verantwoordelijkheid: ‘We staan hier niet in een sleur om een slijtende traditie wanhopig in leven te houden. Wij staan hier onder meer omdat de geest van de Übermensch nog steeds rondwaart, om de hoek en in landen als Zuid-Afrika in volle openheid.’
2
Die oproep tot waakzaamheid, inmiddels weer verdwenen uit het 4 mei-memorandum, is nog altijd relevant. Zeker nu ongedocumenteerde vluchtelingen in Nederland zonder onderdak op straat zwerven, of in Griekenland juist in overvolle en onhygiënische kampen moeten vertoeven, omdat de EU-lidstaten hun verantwoordelijkheid weigeren te nemen. Onderzoeksjournaliste Linda Polman beschrijft in haar boek Niemand wil ze hebben hoe Duits-joodse vluchtelingen in de jaren 30 ook door heel Europa werden geweerd. De overeenkomsten tussen het vluchtelingenbeleid toen en nu zijn ijzingwekkend.
“
Als we onze gestorven voorouders willen eren, dan zetten we ons in tegen het leed van vandaag de dag
Uiteindelijk moet het Comité 4 en 5 mei een keuze maken: beperk de herdenking tot slachtoffers tijdens WO2, inclusief de oorspronkelijke bewoners van Nederlands-Indië. Of maak er een herdenking van voor alle oorlogsslachtoffers wereldwijd. Alles wat daartussenin zit riekt naar racistische standaarden – het laatste waar 4 mei voor moet staan.
Eerdere 4 mei-protesten gingen niet alleen om wie we herdenken, maar vooral ook waarom. Als we herdenken zonder waakzaam te zijn op racisme en oorlog vandaag de dag, wordt het namelijk al snel een betekenisloos ritueel. Een schouderklopje, dat we ons zo goed bezighouden met het leed van toen. Maar als we onze gestorven voorouders werkelijk willen eren, dan zijn we waakzaam. Dan nemen we onze verantwoordelijkheid en zetten we ons in tegen het leed van vandaag de dag. Dat is waardig herdenken. Een herdenking waar ik zonder gemengde gevoelens achter zou kunnen staan.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op 4 mei 2020.