Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Wat hebben een rapper uit Los Angeles, een stadsguerrillabeweging uit Uruguay en een klassiek stuk van een Venezolaanse componist met elkaar gemeen? Ze zijn allemaal vernoemd naar Túpac Amaru de Tweede (1738 – 1781), de Peruaanse verzetsstrijder die een van de grootste opstanden tegen de Spaanse overheersers leidde. Op zijn beurt nam de als José Gabriel Condorcanqui geboren verzetsstrijder de naam aan van de laatste leider van de Peruaanse Inca-staat Vilcabamba.
“
Túpac Amaru II vernoemde zich naar een andere verzetsstrijder, die óók door de Spanjaarden werd vermoord
Naar eigen zeggen was hij een directe afstammeling van deze Túpac Amaru I (1545-1572), die ook al in opstand kwam tegen de koloniale overheersing en om die reden in 1572 door de Spanjaarden werd vermoord. Op 18 mei is het 242 jaar geleden dat Spaanse overheersers ook Túpac Amaru II doodden, samen met zijn vrouw en mederebel Micaela Bastidas. Waarom zou je zoveel jaar later nog altijd moeten weten wie hij was?
1. Hij voelde de tijdgeest goed aan
Túpac Amaru II was een man met invloed, die zowel prat ging op zijn Spaans-adellijke titel van markies als op zijn claim af te stammen van Inca-adel. Net als zijn vader was hij een
cacique (of
kuraka), een Inheemse
1 bestuurder, in de provincie Cuzco. Dat was een belangrijke regio van het koloniale onderkoninkrijk Peru, in het zuiden van het huidige Peru. Doordat hij op school had gezeten bij de jezuïeten, sprak hij behalve de Inheemse taal Quechua ook vloeiend Spaans. De invloedrijke katholieke orde in koloniaal Spanje runde in het hele onderkoninkrijk colleges voor de kinderen van de elite.
“
De Spaanse kroon wees stukken land toe aan kolonisten, die ‘recht’ kregen op landarbeid van de Inheemse Peruanen
Gaandeweg kreeg Túpac Amaru II steeds meer interesse voor zijn Inca-achtergrond. Hij verruilde zijn Europese pakken voor de tunieken en poncho’s van zijn voorouders en zijn maatschappelijk bewustzijn groeide. Door zijn positie tussen de Spanjaarden en de Inheemse Peruaan in en zijn handelsreizen in de regio, hoorde en zag hij wat er leefde. Hij ontdekte hoe oneerlijk de oorspronkelijke bewoners van Peru werden behandeld en begon zich daarover steeds kwader te maken.
Die ongelijkheid zat in het DNA van het koloniale rijk, waar de Spanjaarden vrijwel direct na de stichting van het onderkoninkrijk Peru halverwege de zestiende eeuw, het zogenoemde encomienda-systeem hadden ingevoerd. Dat systeem (van het woord encomender: ‘toewijzen’ of ‘toevertrouwen’) hield in dat de Spaanse kroon stukken land toewees aan kolonisten, die daarmee ‘recht’ kregen op landarbeid van de Inheemse Peruanen die er al woonden – en die zo feitelijk tot slaaf gemaakt werden, al waren ze geen ‘bezit’ van de landeigenaren. De Spanjaarden zelf zagen het overigens als een wederkerig systeem: de oorspronkelijke bewoners zouden in ruil worden beschermd én bekeerd tot het christendom en konden zich dus verheugen op eeuwige zielenrust.
De encomienda bracht overigens niet alleen slavernij maar ook een klimatologisch drama: de oorspronkelijke bewoners konden al hun kennis over gewassen en landbouw in de prullenbak gooien omdat ze gewassen moesten telen voor de Europese markt. Die voor de omgeving vaak ongeschikte gewassen maar ook het meegebrachte vee zouden een permanente verandering betekenen voor de natuur.
De Spanjaarden zagen zelf ook wel de gebreken van de encomienda (onder meer de slinkende Inheemse bevolking vanwege de mishandelingen en wijdverspreide ziektes), en besloten het in de loop der tijd geleidelijk te vervangen door het in theorie mildere systeem van repartimiento (van repartir: ‘verdelen’). In Peru werd dit ook wel mita genoemd, een term die in de Inca-tijd stond voor een systeem waarin jonge mannen bij wijze van belasting hun arbeid, in roulatie, inzetten. Onder de Inca’s ging dat gepaard met bescherming en verzekering van voedsel in schaarse tijden, maar onder de Spanjaarden bleek het vooral opnieuw een vorm van gedwongen tewerkstelling, zij het dit keer met een – schamel – loon.
“
In de verzetsgroep van Túpac Amaru II hadden vrouwen een prominente rol
Ondertussen stuurde Spanje alsmaar meer koloniale bestuurders (
corregidores) naar Peru, die een steeds uitgebreider stelsel van arbeids- en belastingplichten moesten handhaven. In november 1780 richtte de woede van Túpac Amaru II zich op zo’n corregidor. De rebelse cacique vond dat deze, door het volk gehate, Antonio de Arriaga zich schuldig had gemaakt aan wreedheid en misdaden tegen de Inheemse bevolking. Hij besloot hem te berechten en ter dood te veroordelen. Deze daad bleek het begin van een van de grootste opstanden tegen het Spaanse bestuur in heel koloniaal Amerika. Túpac Amaru II creëerde een leger van tienduizenden aanhangers en binnen een paar maanden had de verzetsbeweging zich over de Andes verspreid.
Historici spreken wel van een guerrillaoorlog avant la lettre: Amaru’s troepen bestormden Spaanse plantages, vielen militaire doelwitten aan en staken fabrieken in brand. Door de omvang, de maatschappelijke positie van hun leider en de locatie van de opstand in Cuzco (het hart van koloniaal Peru) vormde de beweging een ernstige bedreiging voor de Spaanse autoriteiten, die dan ook keihard terugsloegen.
2. Hij streed voor radicale gelijkheid
Steun voor het knellende systeem van dwangarbeid en belastingen was breder aan het afbrokkelen. In heel Peru en verder in Spaans-Amerika groeide het verzet, zowel onder de Peruanen van Spaanse komaf, die steeds meer kritiek hadden op de Spaanse Kroon, als onder de oorspronkelijke bewoners van de regio. Maar de politieke agenda van Túpac Amaru II was bijzonder vooruitstrevend voor zijn tijd: hij sprak zich uit tegen het oneerlijke systeem, en vóór rechten voor alle bewoners. Historici zijn er niet helemaal uit of ook de onafhankelijkheid van Peru al op de agenda stond. Die strijd werd namelijk vooral gevoerd tussen de in Peru geboren Spanjaarden (de creolen of
criollos) en de in Spanje geboren peninsulares. Toch wordt het verzet van Túpac Amaru II gezien als voorloper van de onafhankelijkheidsstrijd, die in Peru vanaf 1811 in alle hevigheid uitbarstte en leidde tot de ondertekening van de Onafhankelijkheidsverklaring in 1821 en de uiteindelijke erkenning van een onafhankelijk Peru door Spanje.
In de verzetsgroep van Túpac Amaru II hadden vrouwen een prominente rol. Zijn echtgenote Micaela Bastidas kreeg vanaf het begin cruciale politieke en militaire verantwoordelijkheden, en zorgde voor het rekruteren en onderhouden van de troepen. Ook op andere belangrijke posten zaten vrouwen.
“
Zijn gruwelijke dood kwam zijn mythe ten goede: Túpac Amaru II was sterker dan vier paarden
Túpac Amaru II wilde bovendien alle in Peru geboren personen, van zowel Spaanse, Inheemse, zwarte en gemengde komaf, bij het verzet betrekken. Hij zocht, met zijn eigen biculturele achtergrond, aansluiting bij oorspronkelijke bewoners en boeren, maar ook bij militairen om in zijn leger te dienen. De op alle vlakken diverse beweging was dus veel meer een op burgerrechten gerichte hervormingsbeweging dan een etnische aangelegenheid, al deden de Spaanse autoriteiten dat anders voorkomen.
Zij wisten het verzet weg te zetten als een strijd tussen beschaving en barbarij, en de opstandelingen als onbeschaafd en goddeloos, om zo de angst voor een rassenoorlog onder Peruanen van Spaanse komaf op te stoken – een strategie die burgerrechtenbewegingen eeuwen later bekend in de oren zou klinken.
3. Hij heeft wereldwijd verzet geïnspireerd
De opstand van Túpac Amaru II werd uiteindelijk neergeslagen door koninklijke functionarissen. De belangrijkste leiders werden gevangengenomen en gedood. Túpac Amaru II moest op 18 mei 1781 toezien hoe zijn vrouw Miceala Bastidas en een van hun zoons werden vermoord. Zelf werd hij gemarteld, gevierendeeld en, toen dat niet lukte, onthoofd op hetzelfde plein in Cuzco waar zijn naamgenoot twee eeuwen eerder aan zijn einde was gekomen. Zijn gruwelijke dood kwam zijn mythe overigens ten goede: de antikoloniale held was sterker dan vier paarden. Volgens de legende sprak hij vlak voor hij stierf de woorden: ‘Ik zal terugkeren en we zullen met miljoenen zijn.’
“
Zijn verzet luidde het begin van het einde van de koloniale overheersing in
Die belofte werd bewaarheid. Zijn verzet luidde het begin van het einde van de koloniale overheersing in – veertig jaar na zijn dood werd Peru officieel onafhankelijk – en inspireerde in de eeuwen die volgden tal van verzetsbewegingen en rebelse artiesten. In de jaren 60 van de twintigste eeuw werd in Uruguay de guerrillabeweging Tupamaros opgericht, een verbastering van ‘Túpac Amaru’. Deze stedelijke guerrillagroep, waarvan ook de latere ‘rebelse’ president José Mujica lid was, verzette zich met ontvoeringen en overvallen tegen de dictatuur in Uruguay, maar ook met ludieke stunts die erg tot de verbeelding spraken. Zij gebruikten de term tupamaro – waar toen opstandige ‘landverraders’ mee werden weggezet – als geuzennaam.
Ook in Venezuela voerde eind jaren 70 een marxistische guerrillaorganisatie de naam Tupamaros. En de Peruaanse Revolutionaire Linkse Beweging (MIR) doopte zichzelf om tot de Movimiento Revolucionario Túpac Amaru. In 1977 vernoemde de Venezolaanse componist Alfredo del Mónaco zijn magnum opus naar de achttiende-eeuwse verzetsstrijder. De symfonie Tupac Amaru werd wereldwijd talloze keren uitgevoerd.
Maar misschien de bekendste vernoeming ging naar de in 1971 in Harlem, New York geboren rapper 2Pac. Zijn moeder Afeni Shakur, begin jaren zeventig lid van de Black Panthers (net als haar vriendin Assata Shakur – die wel wordt gezien als de peetmoeder van Tupac) , besloot toen haar zoon Lesane Parish Crooks één jaar was, hem om te dopen tot Tupac Amaru Shakur. Ze wilde dat hij wist dat hij deel uitmaakte van een wereldwijde verzetscultuur, zou ze hebben gezegd. Dat heeft 2Pac inderdaad geweten – zijn leven en werk staan bol van de maatschappijkritiek en van het antiracistisch verzet. Met een veel te vroege dood in 1996 en mythische persoon sluit hij zich maar al te goed aan bij zijn naamgenoten.