Beeld: FatCamera/iStockphoto

Waarom moeten seksuele rechten eigenlijk in de Grondwet?

Discriminatie op basis van seksualiteit is al bij wet verboden. Waarom wil een meerderheid van de Kamer het verbod dan ook in artikel 1 van de Grondwet opnemen? ‘Geen andere wet mag in strijd zijn met de Grondwet. Dus zo voorkom je dat verworven lhbti+-rechten in de toekomst worden teruggedraaid.’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Nederland staat niet langer in de top tien van Europese landen die lhbti+-rechten het best hebben geregeld. Dat bleek op 14 mei uit de nieuwste Rainbow Europe index. We moeten beter kunnen, vindt belangenorganisatie COC. Recent werd er nog een hoopvolle zege geboekt: de Tweede Kamer nam met een ruime meerderheid het initiatiefvoorstel van Kamerleden Vera Bergkamp (D66), Nevin Özütok (GroenLinks) en Kirsten van den Hul (PvdA) aan om lhbti+-rechten te verankeren in artikel 1 van de Grondwet – het discriminatieverbod.

Levert een expliciete vernoeming in de Grondwet lhbti+'ers echt iets op?

Indiener Van den Hul stelde dat er ‘constitutionele rijpheid’ bestaat en er een maatschappelijk besef is dat discriminatie op deze gronden ontoelaatbaar is, ook al gebeurt het in de praktijk nog wel. Bergkamp noemde het verankeren van de gronden in artikel 1 ‘de kroon op de emancipatie qua wetgeving’. Het werpt ook vragen op: wat voegt een expliciete vernoeming in de Grondwet eigenlijk toe, en levert dit lhbti+’ers echt iets op?

Waarom óók in de Grondwet?

In artikel 1 van de Grondwet worden op dit moment vijf discriminatiegronden expliciet genoemd: godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras en geslacht. Met het initiatiefvoorstel willen de Kamerleden daar ‘seksuele gerichtheid’ 1 en ‘handicap’ aan toevoegen. De nieuwe wetsbepaling zou er als volgt uit komen te zien:

“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele gerichtheid, handicap of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”

Niet voor het eerst

In 2010 werd het initiatiefvoorstel ook al ingediend, maar toen is het niet behandeld: de indieners waren geen Kamerleden meer toen de Raad van State zich in 2012 eenmaal over het voorstel had gebogen. Volgens een woordvoerder van GroenLinks heerste destijds bovendien ‘een andere tijdsgeest’.

In 2017 besloten Kamerleden Bergkamp, Özütok en Van den Hul het voorstel weer op te pakken. “Al deze partijen vonden het belangrijk om deze nalatenschap van hun voorgangers voort te zetten. De afgelopen Tweede Kamerverkiezingen en de huidige samenstelling laten zien dat de tijd nu rijp is”, aldus de GroenLinks-woordvoerder.

Bergkamp stelde in het voorafgaande debat al dat ‘er een maatschappelijke acceptatie is dat discriminatie op deze grond niet mag’. Ook politiek was er al draagvlak: vertegenwoordigers van de indienende partijen, maar ook van de VVD, SP, 50PLUS, PvdD en Artikel 1, tekenden in 2017 het Regenboog Stembusakkoord, waarin zij acht beloften deden over lhbti+-wetgeving. De wijziging van artikel 1 van de Grondwet stond hierbij op nummer één.

In de Algemene wet op gelijke behandeling (AWGB) is het recht op gelijke behandeling, ongeacht seksualiteit, al opgenomen. Is er dan een toegevoegde waarde om ‘seksuele gerichtheid’ expliciet in de Grondwet te benoemen? Ja, stelt strafrechtadvocaat Sidney Smeets, die onder andere rechtsbijstand levert aan slachtoffers van lhbti+-geweld. “De positie van de AWGB is niet te vergelijken met die van de Grondwet.” De Grondwet is namelijk de hoogst geldende Nederlandse wet en andere wetten moeten hier door de wetgever – de Eerste en Tweede kamer – aan getoetst worden.

Smeets: “Wetten mogen niet in strijd zijn met de Grondwet. Dus door deze discriminatiegrond hierin op te nemen, zorg je ervoor dat er geen wetten kunnen komen die discrimineren op grond van seksuele gerichtheid.” Het expliciet benoemen van seksuele gerichtheid en handicap als discriminatiegronden geeft dus een ‘strengere eis’ voor toekomstige wetten, aldus Smeets.

Burgers kunnen zich niet rechtstreeks beroepen op de Grondwet. Sterker nog, discriminatie is in strafrechtelijke zin niet verboden

Daarbij heeft de Grondwet een belangrijke werking in dagelijkse situaties, legde Bergkamp op 23 juni uit in de plenaire zitting. “Mensen lopen niet met de AWGB onder hun arm”, zei ze. Als er discriminatie plaatsvindt, wijzen mensen erop dat dit niet mag volgens de Grondwet. “Artikel 1 van de Grondwet is een van de bekendste artikelen en wordt snel aangehaald in het maatschappelijk verkeer.” Er zou dus meer erkenning aan de gronden gegeven worden wanneer deze in de Grondwet staan.

Er is een ‘maar’: burgers kunnen zich vanwege het toetsingsverbod (zie volgend kader) niet rechtstreeks beroepen op de Grondwet. Sterker nog, discriminatie is in strafrechtelijke zin niet verboden, legt Smeets uit. “Wij hebben in ons Wetboek van Strafrecht geen artikel waarin discriminatie strafbaar is gesteld. Er gaan wel stemmen op om dat te doen door haatmisdrijven strafbaar te stellen, oftewel bij strafbare feiten waarbij een discriminerend aspect een belangrijke rol speelt. Maar momenteel moeten we het doen met de strafbaarstelling van belediging, groepsbelediging en aanzetten tot haat.” Dáár kan iemand dus voor worden veroordeeld.

Toetsingsverbod

Ándere wetten mogen niet tegen de Grondwet ingaan. Het opnemen van ‘seksuele gerichtheid’ als discriminatiegrond zorgt er dus voor dat er geen wet mag zijn die het huwelijk tussen hetzelfde geslacht verbiedt.

In Nederland geldt een zogeheten toetsingsverbod voor de rechter. Dat betekent dat deze niet in een rechtszaal mag bepalen of een wet wel of niet in strijd is met de Grondwet. Dit is voorbehouden aan de wetgevende macht – de Tweede en Eerste kamer. Het idee is dus dat bij totstandkoming van een wet al wordt geconstateerd of deze niet strijdig is met de Grondwet, waardoor de rechter dit niet achteraf nog hoeft te toetsen.

Bergkamp stelde tijdens de plenaire zitting van 23 juni dat het opnemen van de begrippen in de Grondwet de politiek ertoe aanmoedigt om ook concreet beleid te maken dat discriminatie op deze gronden voorkomt.

Smeets: “Belediging is relatief eenvoudig te bewijzen, maar geeft lang niet altijd de gewenste voldoening voor een slachtoffer. We hebben bijvoorbeeld eens gezien dat ‘dirty faggot’ door een rechter niet werd aangemerkt als groepsbelediging, maar ‘slechts’ als belediging. Dat miskent het discriminerende karakter van de gebruikte termen en zorgt ervoor dat een hogere straf, die geldt voor discriminerende misdrijven, uitblijft.”

In de rechtbank Rotterdam werden ‘vuile flikker’ en ‘kankerhomo’ niet als homofobe beledigingen erkend

Smeets geeft nog een voorbeeld. “In de rechtbank Rotterdam werden ‘vuile flikker’ en ‘kankerhomo’ niet als homofobe beledigingen erkend. De rechtbank vond die termen ‘indicatief voor het dagelijks taalgebruik’ van de verdachten. Er is dus nog een wereld te winnen als het gaat om het serieus aanpakken van haatmisdrijven. De verankering in de Grondwet is op zijn minst een signaal dat we dit soort discriminatie niet accepteren. Laten we hopen dat het ook een aanzet is naar een beter antidiscriminatiebeleid en -wetgeving.”

Belangrijk voor komende en bestaande wetgeving

“Omdat de Grondwet dus niet door de rechter getoetst mag worden en de burger er geen rechtstreeks beroep op kan doen, zijn deze discriminatiegronden met name van belang voor komende en bestaande wetgeving. En voor degenen die over die wetgeving moeten oordelen en adviseren”, aldus Smeets. Toch heeft een Grondwetswijziging indirect invloed in de rechtszaal: “Rechters interpreteren of leggen de intenties van de wetgever uit. Daarbij kan ook de Grondwet – hoe indirect dan ook – een rol spelen. 2 Voor slachtoffers is dit bovendien een steun in de rug en een extra argument om die discriminatie aan te pakken.”

Als discriminatie sowieso niet is toegestaan, waarom wordt een aantal gronden dan toch in de Grondwet genoemd, en godsdienst zelfs als eerste?

Het opnemen van de rechten van lhbti+’ers en mensen met een handicap in de Grondwet heeft ook een positieve invloed op het publieke debat, stelt Smeets. “Het is in essentie een kwestie van gelijkwaardigheid. Door specifieke discriminatiegronden expliciet te benoemen wordt op zijn minst de schijn gewekt dat er sprake is van een bepaalde hiërarchie. Met het opnemen van ‘seksuele gerichtheid’ en ‘handicap’ in deze wet maak je duidelijk dat discriminatie op grond van godsdienst niet zwaarder weegt dan discriminatie op deze gronden, en dat alleen is al belangrijk. In het publieke debat wordt religie nog vaak met een uitzonderingspositie bekleed. De specifieke benoeming in artikel 1 bevestigt die speciale positie.”

Want als discriminatie sowieso niet is toegestaan, waarom wordt een aantal gronden dan toch benadrukt en godsdienst zelfs als eerste genoemd?, vraagt Smeets zich af. Bij de totstandkoming van de Grondwet in 1983 werden de expliciet genoemde discriminatiegronden als ‘bijzonder ernstig’ gezien. De maatschappelijke omstandigheden hebben er dus aan bijgedragen dat het discriminatieverbod er zo uit is komen te zien.

Ook voor de toekomst gewaarborgd

Rechten van kwetsbare groepen die nu vanzelfsprekend lijken, zouden in de toekomst onder een nieuwe regering onder druk kunnen komen te staan. Door hun rechten in de Grondwet op te nemen, worden die langer gewaarborgd, is de gedachte. “Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat rechten waar lhbti+’ers hard voor hebben gestreden ook over vijftig of honderd jaar nog gelden”, vertelt Philip Tijsma, persvoorlichter van lhbti+-belangenorganisatie COC. “Stel dat je over twintig of dertig jaar met iemand van hetzelfde geslacht wil trouwen, dan staat er in de Grondwet dat het huwelijk dat je aan wil gaan niet zomaar afgeschaft kan worden.”

Een illustratie van twee personen tegen een blauwe achtergrond. De persoon links is op de kop getekend fluistert iets in het oor van de persoon rechts.

Waarom je relschoppers geen ‘idioten’ moet noemen

In plaats van deze bepalingen toe te voegen, zouden ook alle expliciet genoemde gronden geschrapt kunnen worden uit de Grondwet om dezelfde boodschap uit te stralen: namelijk de gelijkwaardigheid van de discriminatiegronden. 3 “Maar wanneer deze gronden uit de wet geschrapt worden, kan dat het signaal afgeven dat die gronden minder belangrijk zijn geworden. Dat is natuurlijk niet het geval.

Nu is het signaal dat het van belang is om gerichtheid en handicap te erkennen als discriminatiegrond. En in een tijd waarin homo- en transfobie en validisme aan de orde van de dag zijn, is dat signaal belangrijk en wenselijk. Uitbreiding van artikel 1 is dus de meest logische en rechtvaardige stap die tegelijkertijd een signaal geeft dat we deze vormen van discriminatie zeer serieus nemen”, legt Smeets uit.

Het COC is optimistisch over de wijziging: “Van SP tot ChristenUnie is dit opgenomen in de verkiezingsprogramma’s. Het draagvlak is enorm. Dat zie je ook aan de grote meerderheid die vóór stemde in de Tweede Kamer. Het kan gebeuren dat het verderop in het proces nog misgaat. Je moet altijd voorzichtig zijn, maar er is reden voor optimisme”, aldus Tijsma.

Een Grondwetwijziging, hoe gaat dat in zijn werk?

Vanwege de fundamentele positie van de Grondwet in onze rechtsstaat kan deze niet zomaar worden gewijzigd. Een wijziging moet met een meerderheid worden aangenomen in beide Kamers. Dan vindt ná de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen een tweede lezing plaats. Het voorstel moet dan nogmaals, nu met een tweederdemeerderheid, worden goedgekeurd.

Deze secure omgang met de Grondwet heeft voor- en nadelen: het opnemen van lhbti+-rechten in de Grondwet zorgt voor waarborging in de toekomst, júist omdat de speciale procedure aanpassing zo moeilijk maakt. Wanneer de rechten eenmaal in de Grondwet staan, kan een toekomstige regering deze immers niet zomaar schrappen. Maar vanwege de tweede lezing en de benodigde goedkeuring van een tweederdemeerderheid, kan een wijziging verderop in de procedure nog stranden.

Stel dat (extreem)rechtse en conservatieve partijen, zoals de SGP, FvD en PVV – die als enige partijen tegen het initiatiefvoorstel stemden, zie hieronder – genoeg zetels behalen bij de volgende Kamerverkiezingen om het initiatiefvoorstel tegen te houden, dan zal deze wijziging in de Grondwet waarschijnlijk alsnog niet plaatsvinden. Op dit moment bevindt de wijziging zich met de goedkeuring van het initiatiefvoorstel door de Tweede Kamer, dus pas in de beginfase. Het staat nu op de agenda van de Eerste Kamer, maar het is nog onduidelijk wanneer die het voorstel zal behandelen. Bij goedkeuring wordt er na de Kamerverkiezingen van maart 2021 opnieuw gestemd.

Roelof Bisschop van de SGP uitte tijdens het debat van 23 juni zijn zorgen over de ‘overinclusie’ van het begrip ‘seksuele gerichtheid’. Volgens hem zou dit begrip het idee scheppen dat pedoseksualiteit ook als discriminatiegrond wordt opgenomen. Volgens de indieners is pedoseksualiteit echter al bij wet strafbaar gesteld. De term ‘seksuele gerichtheid’ in de Grondwet opnemen zou daar niet aan afdoen. Verder hekelde Bisschop het dat sprake zou zijn van ‘willekeur’, omdat er geen gegronde reden zou zijn deze gronden wel toe te voegen maar leeftijd, sociale klasse, nationaliteit en andere gronden niet.

Op 5 december 2019 werden de eerste vragen over het voorstel al behandeld. De PVV stelde toen dat artikel 1 beter volledig omgegooid kan worden naar ‘Iedere Nederlander is voor de wet gelijk’, omdat ‘het homoseksuelen onmogelijk wordt gemaakt in moslimwijken te wonen’ en ‘witte Nederlanders en mannen minder kansen krijgen door voorkeursbeleid’, aldus Kamerlid Martin Bosma.

Het FvD heeft bij beide plenaire zittingen geen vragen voorgelegd over het initiatiefvoorstel en geen zorgen geuit. Het is dan ook niet duidelijk waarom de partij tegen heeft gestemd.

Hoezo is 'homo­genezing' in Nederland niet strafbaar?

Deze transhatende 'feministen' bereiden een opstand voor

  1. ‘Seksuele gerichtheid’ wil zeggen: tot welke gender(s) of geslacht(en) iemand zich romantisch en/of seksueel aangetrokken voelt. Je kunt het ook seksuele oriëntatie, seksuele voorkeur of geaardheid genoemd. ↩︎
  2. De invloed van de Grondwet is wel merkbaar in de rechtszaal. De rechter mag toetsen aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarin zijn soortgelijke grondrechten geregeld. Daarbij zijn grondrechten ook in lagere wetgeving opgenomen, waar burgers wel direct een beroep op kunnen doen. Zo is artikel 1 van de Grondwet uitgewerkt in de AWGB. ↩︎
  3. Dit was ook een belangrijk discussiepunt in de Tweede Kamerdebatten over het initiatiefvoorstel. ↩︎

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons