Het heeft de hele week geregend in Montevideo, de hoofdstad van Uruguay. Nu het eindelijk droog is, hebben honderden jongeren zich verzameld in en rond El Farolito, een kleine kroeg met lauw bier en een overstroomd toilet. De aanwezigen flirten, zoenen en drinken gulzig fernet, een soort kruidenbitter, uit plastic glazen. Jointjes gaan van hand tot hand, de sfeer is gemoedelijk.
Het T-shirt van een jonge student herinnert aan een politieke campagne van vorig jaar: ‘Legaliseer marihuana!’, staat geschreven onder een wietblad. En dat deed de regering. Als eerste land ter wereld reguleerde Uruguay afgelopen december de productie, verkoop en consumptie van cannabis. In april 2014 gaat de volledig door de overheid gecontroleerde productie van start en vanaf dat moment kunnen gebruikers zich registreren. Iedere volwassene mag dan veertig gram wiet per maand kopen, of zelf kweken. Aan het straatbeeld verandert dat overigens weinig, de consumptie van wiet is al sinds 1973 toegestaan.
Het Britse tijdschrift The Economist riep onlangs Uruguay uit tot ‘land van het jaar 2013’. De redacteurs zochten naar ‘baanbrekende hervormingen, die niet alleen het eigen land zouden verbeteren, maar een positieve invloed zouden kunnen hebben op de rest van de wereld.’ In Uruguay vonden ze de juiste kandidaat. Niet alleen vanwege de wietwet, ook omdat Uruguay vorig jaar het homohuwelijk legaliseerde.
Uruguay staat op nummer 19 in de corruptieindex
van Transparancy International. Het is de beste score binnen Latijns-Amerika, en hoger dan landen als Frankrijk, Ierland en Oostenrijk.
Het vertrouwen van de bevolking in de politiek is
veel groter dan in de rest van de regio, en ook de
ongelijkheid is kleiner dan in omliggende landen.
Al in de eerste decennia van de vorige eeuw bouwde Uruguay aan een sociale verzorgingsstaat, een model dat later als voorbeeld diende voor Noord-Europese landen.
Beperkte invloed kerk
Het kleine land, ingeklemd tussen regionale grootmachten Argentinië en Brazilië, staat al langer bekend om zijn progressieve beleid. Zo was Uruguay in 2012 na Cuba het eerste Latijns-Amerikaanse land waar abortus volledig wettelijk was toegestaan. Eerder al besloot de regering dat homo’s welkom zijn in het leger, dat homostellen kinderen mogen adopteren en dat transgenders hun geslacht en naam mogen veranderen op officiële documenten.
Uruguay wijkt hiermee af van de rest van Latijns-Amerika, waar machismo en conservatisme nog altijd de boventoon voeren. Veel landen volgen bij hun wetgeving de katholieke kerk, die van oudsher een grote vinger in de Latijns-Amerikaanse pap heeft. In Uruguay daarentegen is de invloed van de kerk relatief klein. Al vrij snel na de onafhankelijkheid in 1828 voerde het land burgerhuwelijken in en legaliseerde echtscheidingen. In 1918 scheidde Uruguay kerk en staat en bande religie uit het publieke onderwijs. Bijna de helft van de bevolking definieert zichzelf inmiddels als niet-religieus, in buurland Brazilië is dat minder dan een tiende.
“De beperkte invloed van de kerk verklaart de openheid van de bevolking voor progressieve veranderingen”, zegt Diego Sempol, historicus en prominent LGBT (lesbian, gay, bisexual, transgender)-activist. Hij is professor aan de Universiteit van de Republiek in Montevideo, en sinds 1982 betrokken bij de strijd voor gelijke rechten voor seksuele minderheden. “Uruguayanen zijn ontvankelijk voor rationele argumenten”, gaat hij verder. “Dankzij een sterke campagne kregen we steeds meer mensen achter onze ideeën. Daarbij hadden we de politieke wind mee.”
Loftrompet
Sinds 2005 is de Frente Amplio aan de macht in Uruguay, een coalitie van linkse partijen waar ook de in 2010 aangetreden president José Mujica deel van uitmaakt. The Economist stak de loftrompet over Mujica, een bescheiden socialist die een groot deel van zijn salaris weggeeft aan goede doelen. In februari droegen maatschappelijke organisaties, waaronder het Nederlandse Drugs Vredesinstituut, Mujica aan als kandidaat voor de Nobelprijs voor de Vrede 2014. Maar volgens Sempol is het niet terecht dat de president met alle eer strijkt. “Natuurlijk zijn we blij met Mujica, maar de verworvenheden zijn vooral te danken aan de jarenlange strijd van sociale bewegingen”, aldus historicus Diego Sempol, die de ene na de andere sigaret rookt. “Feministen, LGBT-activisten, voorvechters van de legalisering van marihuana en andere minderheden hebben zich verenigd en werken als één blok aan een gezamenlijke diversiteitsagenda.”
Lilián Abracinskas, directrice van de feministische organisatie Mujer y Salud Uruguay (Vrouw en gezondheid Uruguay), beaamt dat. “We hebben ons eerst gezamenlijk gemobiliseerd voor de abortuswet, vervolgens voor het homohuwelijk en daarna voor de legalisering van wiet. Dankzij die strategische samenwerking konden we effectief druk uitoefenen op de regering.”
Hoewel de activisten blij zijn met de hervormingen, is er volgens hen nog een lange weg te gaan. “De abortuswet kan nog een stuk liberaler”, vindt Abracinskas. “Bovendien is er nog altijd veel homofobie in Uruguay, hebben vrouwen weinig politieke en economische macht en verdienen ze gemiddeld 30 procent minder dan mannen in eenzelfde functie.”
Naar de knoppen
“We zitten in een transitieperiode”, zegt historicus Sempol. “De nieuwe wetten zijn een goed begin, maar er is een cultuuromslag nodig. Vooral op het platteland zijn Uruguayanen behoudend en bang voor verandering.” Want hoewel een kleine meerderheid van de bevolking het beleid van Mujica goedkeurt, is niet iedereen te spreken over de hervormingen. “Land van het jaar? Uruguay?” Miguel Oñate (52) schudt minzaam zijn hoofd. “Het is verschrikkelijk. De hele wereld staat te juichen terwijl ons land naar de knoppen gaat.” Samen met zijn vrouw en dochter dineert Oñate in een sjiek restaurant in een goede buurt van Montevideo. “De regering heeft twee jaar zitten bakkeleien over homo’s en wiet”, aldus de katholieke Oñate. “Dat is toch werkelijk van de zotte? Laat ze zich bezig houden met belangrijke zaken.”
Oñate vindt dat de regering moet inzetten op beter onderwijs en de criminaliteit harder moet aanpakken. “Er zijn te veel jongeren die niet naar school gaan en ook niet werken. Die hangen op straat en gebruiken drugs. De regering stimuleert dat gedrag met hun wetten.” Zijn dochter Lucia knikt instemmend. “Ik ben bang op straat, er is steeds meer geweld’, zegt de twintigjarige studente. “Nu ze wiet legaliseren, komen er nog meer verslaafden. Dat kan nooit positief uitpakken.” Met het homohuwelijk heeft ze minder problemen, over abortus twijfelt ze. “Als een vrouw het kind niet wil, is het misschien beter dat ze het laat weghalen”, zegt ze weifelend. Na een vernietigende blik van haar moeder houdt ze verder haar mond.
De wietwet
“De regulering van cannabis is juist bedoeld om criminaliteit te bestrijden”, zegt Julio Calzada, directeur van de Nationale Drugsraad en verantwoordelijk voor de implementatie van de wietwet. “Met zeven moorden per honderdduizend inwoners zit Uruguay ver onder het regionale gemiddelde. Toch maken we ons zorgen. Het moordcijfer is stijgende, en dat is voornamelijk te wijten aan drugsbendes.”
De regering hoopt met de nieuwe wet drugsdealers de wind uit de zeilen te nemen. “Ze halen nu 90 procent van huninkomsten uit de wietverkoop, en dat is straks afgelopen”, zegt Calzada. Ook de kleine criminaliteit zal afnemen, verwacht hij. “We lieten ons onder meer inspireren door Nederland. Daar is gebleken dat het aantal harddrugsverslaafden vermindert als je de verkoop van wiet loskoppelt van zwaardere drugs. Minder verslaafden betekent minder straatroof en diefstal.”
Tikje melancholisch
Bijna de helft van de 3,3 miljoen Uruguayanen woont in de hoofdstad Montevideo, een rustige stad met weinig hoogbouw en veel groen. Het land is geliefd in de regio. Uruguayanen zijn beleefd, open en vriendelijk, hooguit een tikje melancholisch, zo luidt doorgaans het oordeel. “We zijn een solidair volk”, zegt taxichauff eur Gonzalo García. “We zijn maar met weinig, iedereen voelt zich met elkaar verbonden.”
“Het leven is goed in Uruguay”, murmelt Juan Grillo (44) met dubbele tong. “Hier gaat niemand dood van de honger.” Samen met een vriend zit hij op de stoep van het vervallen pension waar hij woont. Aan de overkant pakt een magere jongen een bandoneon en begeleidt het vallen van de nacht met een melancholische tango. Grillo kijkt grinnikend toe hoe zijn vriend waggelend de straat oversteekt en luidkeels meezingt. “Uruguayanen laten elkaar in hun waarde”, zegt hij en neemt een grote slok bier. “We doen gewoon niet zo moeilijk.”