Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Verschillende van mijn collega’s bij Fairfood hebben, net als ik, vorige week maandag verbaasd naar het journaal gekeken. Nederlanders geven 20 procent meer uit aan koffie dan in 2005, terwijl ze 8 procent minder koffie zijn gaan drinken, had de NOS-redactie in een
rapport van Euromonitor gelezen. Die feiten werden breed uitgemeten in een
item waarin barista’s met mutsjes op in een hippe koffiebar moeilijke koffies in elkaar draaien.
We verbaasden ons over de luchtige toon van het nieuwsitem. De winstmarges op ons eten worden niet evenredig over de productieketen verdeeld – vooral aan het begin van die keten komen de mensen er vaak bekaaid vanaf. Als je je daar lang genoeg mee bezighoudt, leer je zulk nieuws vanzelf kritisch te consumeren. In dit geval vroeg ik mij af: waarom gaat het hier niet over de koffieboer?
Cocaïne
Vorig jaar stond die koffieboer namelijk nog wel in de schijnwerpers. De koffieprijzen aan hun kant van de keten bleven door overproductie in Brazilië dalen tot een historisch laag prijsniveau werd bereikt – minder dan 100 dollar voor 45 kilo koffiebonen. ‘De meeste koffieboeren zien geen kans financiële buffers op te bouwen’,
schreef Het Financieele Dagblad. ‘Koffieboeren voelen zich uitgebuit en vrezen voor ondergang’,
kopte Trouw. Koffieboeren wereldwijd kwamen niet uit de kosten, gaven hun bedrijven op en trokken naar de steden in een zoektocht naar werk. Sommigen zochten
hun heil in het verbouwen van de coca-plant, de grondstof voor cocaïne.
“
Het merendeel van de koffieboeren leeft onder de armoedegrens van 1,60 euro per dag
Overigens is het niet zo dat daarvoor alles koek en ei was. Koffiefeitje uit
een onderzoek van 2018: als je in een koffietent in Nederland 2,50 euro voor een espresso betaalt, gaat daarvan ongeveer 1 procent naar de boer. Nog een koffiefeitje: zo’n 25 miljoen kleinschalige koffieboeren verbouwen 80 procent van de koffie die we wereldwijd drinken. Het merendeel van die boeren leeft onder de armoedegrens van 1,60 euro per dag. De overige 20 procent is afkomstig van niet-kleinschalige koffieboeren, zoals grote plantages en bedrijven.
'Third wave of coffee'
De NOS meldde ook dat Nederlanders koffie van betere kwaliteit zijn gaan drinken. Dan gaat het over wat de koffiewereld de third wave of coffee noemt. De first wave staat voor de opkomst van huis, tuin- en keukenkoffie – koffie als massaproduct – en begint ergens eind 19e eeuw. Deze golf staat voor betaalbare koffie en wil het product vooral voor iedereen toegankelijk maken. De second wave wordt toegeschreven aan merken als Starbucks, die de koffiebeleving eind jaren negentig een luxe-update gaven en de latte’s en cappuccino’s aan de man brachten. De third wave doet daar een flinke schep bovenop, en staat voor kwaliteitskoffie, ‘latte art’ en single origin-koffiebonen.
“
Specialty coffee-importeurs doen veel aan directe handel met de koffieboer
Deze nieuwste golf won in de jaren tien aan terrein en ging hand in hand met de opkomst van
specialty coffee – koffie van de hoogste kwaliteit en met één duidelijke oorsprong. De ambassadeurs voor onze koffiecampagne vonden we in deze niche; alleen al om de kwaliteit van de koffiebonen te kunnen waarborgen doen veel van deze merken aan directe handel met de koffieboer. Ze kopen koffie in als ware het wijn: een arabica-koffieboon uit Ethiopië smaakt anders dan een robusta-boon uit Brazilië. Ze werken slim samen met de boer om tot de best mogelijke kwaliteit te komen. En zo’n samenwerking gaat dan vaak gepaard met betere prijzen voor de boeren.
Op de website van speciaalmerk Kinti lezen we bijvoorbeeld: ‘Daarom kopen wij onze koffiebonen rechtstreeks in bij onze koffieboeren en geven wij hen bovenop de Fairtrade premies, ook de Kinti impactpremie en een kwaliteitspremie. En uniek in de koffiewereld: wij delen onze totale opbrengst met de boeren.’ De ‘koffiedienstverleners’ van Gosling Coffee schrijven: ‘Gosling Coffee heeft zich tot doel gesteld juist die boeren en hun families te ondersteunen en hun koffie te promoten. Zo leveren wij een bijdrage aan het verbeteren van hun leefomstandigheden, doordat hun koffie niet meer voor een fooi wordt afgeslagen op de veiling, maar tegen een eerlijke beloning door ons wordt gekocht.’
Bitcoin of specialty coffee?
De grote namen uit de
first wave – Nestlé, Douwe Egberts – voelen de druk van het succes van de nieuwkomers. Douwe Egberts kocht in 2011 Coffee Company op. Nestlé kocht in 2017 een van de grotere
speciality coffee-namen, Blue Bottle, op. Nespresso probeerde het eigen imago bij te schaven en wrong zichzelf daarvoor in 2018 in moeilijke pr-bochten; het merk liet samen met fotograaf en voormalig nieuwslezer Sacha de Boer zien hoe goed het met hun koffie(boeren) gesteld zou zijn. Op een expositie met foto’s van De Boer heb ik staan kijken naar foto’s van ware
coffee tastings – een ritueel uit de hoek van de
specialty coffees waarbij de kwaliteit van een bepaalde oogst wordt vastgesteld. De verwachting is dat de
specialty-sector de komende vijf jaar
explosief groeit: van een omzet van 31 miljoen euro in 2018 naar 76 miljoen euro in 2025.
“
Het geld in de koffie-industrie blijft steken tussen import en horeca
Merkt de koffieboer daar al iets van? Ik bespreek het nieuwsbericht van de NOS met Sander Reuderink, commercieel directeur bij Trabocca, een idealistische importeur van ongebrande
specialty coffee. Trabocca is ook de eerste gebruiker van Fairfoods
Trace, een platform dat later dit jaar wordt gelanceerd en waarop bedrijven hun producten tot aan de oorsprong kunnen traceren. “Ja, dat is toch weer knap hoe het bij zulk nieuws helemaal niet over de koffieboer gaat”, reageert hij. “De wereldkoffieprijs aan de kant van de boer hangt nog steeds rond het laagste punt in vijftien jaar tijd. Er wordt halleluja gezongen dat de koffie in Nederland duurder is geworden, maar dat extra geld komt niet aan bij de 25 miljoen boeren die 80 procent van alle koffie wereldwijd verbouwen.”
Waar blijft dat geld dan wel? “Dat kan ik ook niet exact zeggen, maar sowieso aan deze kant van de productieketen – ergens tussen import en horeca.” Kortom: niemand weet het precies, maar een vermoeden hebben we wel. Op een horeca-website lees ik een lofzang op de marges op koffie: ‘Afgaand op de gemiddelde kosten aan koffie van zo’n 0,07 euro per kop, is de marge op koffie zeer interessant.’ De gemiddelde prijs voor een espresso in 2019 is volgens de website 2,39 euro. Een marge van maar liefst 2,32 euro dus.
Bewustere consumenten
“De transparantie ontbreekt”, gaat Reuderink verder, “waardoor de hogere prijzen zich niet hebben gemanifesteerd in hogere prijzen voor de boer. Waar het op neerkomt: we zitten hier met z’n allen al jarenlang steeds mooiere koffie te verkopen, terwijl de koffieboer primaire levensbehoeften opoffert.” Koffiemerken worden beter in het vertellen van mooie verhalen, lijken daarvoor meer geld te vragen, maar distribueren dat geld niet naar het begin van de koffieketen, zo maakt de lage wereldkoffieprijs pijnlijk duidelijk.
Is er ook nog goed nieuws? “Zeker: dat bij de grote jongens het besef groeit dat specialty coffee interessant is, en dat steeds bewustere consumenten bereid zijn om daarvoor te betalen kan het begin zijn van iets moois. Bedrijven die geen werk maken van een betere prijs voor de boer, lopen met bewustere consumenten hogere risico’s – ze blijven niet wegkomen met mooie praatjes maar geen actie.” De consument wil met eigen ogen kunnen zien wat er waar is van de beloftes die de merken doen. Uit Amerikaans onderzoek bleek in 2018 zelfs dat 75 procent van de consumenten bereid is om van merk te switchen, als een ander merk meer transparantie biedt. Zelfs het wantrouwen ten opzichte van de keurmerken groeit.
Meer transparantie
Bedrijven kunnen hun verantwoordelijkheid alleen nemen als hun producten tot aan de boer te traceren zijn. Het verhaal dat ze vertellen kan tegelijkertijd alleen geverifieerd worden als er genoeg transparantie wordt geboden. “Ik denk dat we volledig transparant moeten zijn over onze handelspraktijken, anders zijn de mooie verhalen zinloos,” zegt ook Reuderink “De verwachting is dat we met Trace gaan bewijzen dat onze koffieboeren in Guji, Ethiopië, nu leefbare inkomens verdienen [kort gezegd is een leefbaar inkomen een inkomen waarmee iemand in de primaire levensbehoeften kan voorzien, plus wat extra’s overhoudt voor een appeltje voor de dorst,
red.]. Hopelijk zien we dat door langdurige investering in
specialty coffee de armoede in die gemeente is teruggedrongen. Het is overigens ook mogelijk dat dit project aantoont dat er nog geen leefbaar inkomen wordt verdiend, maar dan hebben we in ieder geval een vertrekpunt om op door te werken.”
Dát vind ik een goed verhaal. NOS, lees je mee?