Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Oud-profvoetballer Alami Ahannach was een paar jaar geleden bijna trainer van een topclub in het amateurvoetbal geworden. “Ik had een positief eerste gesprek met het bestuur van de club, maar na het tweede gesprek bleek dat ik de job toch niet zou krijgen. Er werd me medegedeeld dat de achterban van de club niet zat te wachten op ‘een buitenlander’ als trainer.”
De witte leider
De ervaring van Ahannach staat niet op zichzelf. Minderheden worden vaak simpelweg niet toegelaten tot de hogere echelons van het trainerschap, blijkt uit
onderzoek van Jacco van Sterkenburg. Van Sterkenburg is verbonden aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, waar hij onderzocht waarom er nog steeds nauwelijks coaches met een cultureel diverse achtergrond werkzaam zijn in de top van de voetballerij.
“
Witte spelers worden van oudsher geassocieerd met spelintelligentie en leiderschap
Of je een baan als trainer kunt veroveren, is in hoge mate afhankelijk van je netwerk, zo vertelden verschillende coaches aan Van Sterkenburg. De netwerken in het betaalde voetbal bestaan vooral uit witte (oud-)spelers en bestuurders, en kunnen mede tot stand komen via raciale stereotyperingen op het veld. “Als je een centrale positie hebt op het veld, ben je vaker een leider, of schrijft men in elk geval eerder leiderschapskwaliteiten aan je toe”, zegt Van Sterkenburg. “Witte spelers worden van oudsher geassocieerd met spelintelligentie en leiderschap. En de leiders op het veld worden waarschijnlijk eerder gestimuleerd een opleiding tot coach te volgen.”
Spelers van kleur zouden andere specifieke kwaliteiten hebben, zo is de gangbare gedachte. “Een speler van kleur wordt eerder geassocieerd met intuïtie, snelheid en kracht, en minder met intelligentie”, vertelt Van Sterkenburg. “Zij worden dan ook vaker op de vleugels opgesteld en worden minder gezien als leider. Deze raciale stereotypering als basis voor een positie op het veld wordt stacking genoemd.”
Kruisverhoor
Voor Ahannach was deze afwijzing van de club in de top van het amateurvoetbal* niet de eerste keer dat racisme hem belette zijn trainersambities te verwezenlijken. De oud-profvoetballer en tweevoudig Marokkaans international deed direct na zijn spelerscarrière trainingservaring op bij verschillende clubs. Hij dacht daarmee een goede kans te maken toegelaten te worden tot de cursus Coach Betaald Voetbal van de KNVB. Tot zijn verbazing werd hij tot vier keer toe afgewezen voor de cursus. Ahannach heeft vermoedens dat ook deze afwijzingen
voortkwamen uit racisme.
“
Als jongeren geen voorbeelden hebben die op ze lijken, zullen ze nooit denken dat ze zélf trainer kunnen worden
“De toelatingsgesprekken voor de trainerscursus leken meer op een verhoor op een politiebureau dan op een interview”, herinnert Ahannach zich. “Er was weinig respect voor mijn voetbalvisie. Het was een onprettig gesprek.” Witte collega-trainers, van wie sommigen een beduidend minder uitgebreid cv hadden dan Ahannach, vertelden hem dat het er bij hen een stuk rustiger aan toe ging. Van andere trainers van kleur, zoals Clarence Seedorf, Stanley Menzo en Henk Fraser, hoorde Ahannach juist dat zij vergelijkbare negatieve ervaringen hadden gehad.
Ahannach, intussen werkzaam bij verschillende clubs in het amateurvoetbal, wilde het er niet bij laten zitten. Hij maakte bij de KNVB bekend zich racistisch bejegend te voelen en bracht zijn boodschap ook naar buiten via de media, waarop hij werd uitgenodigd voor een gesprek met Bert van Oostveen, toenmalig directeur van de Nederlandse voetbalbond. Van Oostveen erkende dat andere trainers met een cultureel diverse achtergrond vergelijkbare ervaringen hadden en stelde dat de KNVB aan oplossingen werkte – maar concreter dan dat werd het niet.
Het gesprek en de daaropvolgende media-aandacht brachten Ahannach zelf niet veel goeds. “Als je racisme aan de kaak stelt, zullen clubs huiverig worden en je nog minder snel aannemen”, denkt hij. “Maar dit moet veranderen! Hopelijk kan ik racisme in het voetbal in elk geval bespreekbaar maken, zodat de volgende generatie sporters met een cultureel diverse achtergrond wél aan de bak kan komen als trainer.”
Momenteel ontbreekt het de volgende generatie namelijk aan rolmodellen, ziet Ahannach, en dat is schadelijk. “Er zijn heel veel jeugdspelers met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse achtergrond, ook bij de profclubs, maar de clubs hebben bijna alleen maar witte Hollanders als trainer. Als jongeren geen voorbeelden hebben die op ze lijken, zullen ze nooit denken dat ze zelf later trainer kunnen worden.”
Niet zeuren, maar harder werken
De KNVB is zich bewust van het gebrek aan diversiteit in de top van de voetballerij, zegt Mar Schuringa, coördinator Diversiteit bij de KNVB. Volgens Schuringa wordt er ‘hard gewerkt om de voetballerij ook in leidinggevende posities diverser te maken’. “We willen meer diversiteit binnen de eigen organisatie en in de opleidingen. Meer vrouwen, en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond moeten een plek gaan krijgen in het voetbal.”
Hoe dit bereikt moet worden? Het tegengaan van uitsluiting wordt besproken in opleidingen voor trainers en scheidsrechters, stelt de voetbalbond. “En de KNVB heeft een netwerk opgezet van maatschappelijke belangengroepen, bijvoorbeeld binnen de Marokkaans-Nederlandse, Turks-Nederlandse en Surinaams-Nederlandse gemeenschappen.”
“
De Rooney Rule dwingt clubs beter te zoeken naar mensen met een cultureel diverse achtergrond
Van Sterkenburg vindt dat de KNVB meer zou kunnen doen. “Ze zijn ermee bezig, maar ik vraag me af hoe belangrijk ze het daadwerkelijk vinden.” Als hij naar het aantal coaches of andere leiders met een etnische minderheidsachtergrond in het voetbal kijkt, ziet hij weinig positieve verandering in de afgelopen jaren. Van Sterkenburg denkt dat een Nederlandse versie van de ‘Rooney Rule’ zou kunnen helpen om culturele diversiteit binnen hoge posities in het voetbal te bevorderen. Deze regel uit het American Football verplicht clubs altijd minimaal één persoon met een cultureel diverse achtergrond uit te nodigen voor sollicitaties voor leidinggevende posities. “De regel dwingt clubs beter te zoeken”, zegt Van Sterkenburg. “Als een trainer van kleur eenmaal voor een gesprek wordt uitgenodigd, vallen stereotyperingen idealiter weg en volgt een inhoudelijk gesprek.”
De KNVB introduceert een dergelijke regel vooralsnog niet, omdat het geen zeggenschap heeft over het aannamebeleid van clubs. Bovendien zijn ook oud-spelers en trainers in spe niet allen voorstander van een dergelijke regel, weet Van Sterkenburg. “Veel profvoetballers zijn mede zo ver gekomen omdat ze een topsportmentaliteit hebben. Als zij tegenslag ervaren, gaan ze gewoon twee keer zo hard werken, daar zijn ze aan gewend. Iedereen erkent dat culturele diversiteit in de hogere posities in het voetbal ontbreekt, maar ik heb ook oud-spelers van kleur gesproken die vonden dat je er niet over moet zeuren, maar gewoon harder moet werken.”
De inmiddels 50-jarige Ahannach laat zich niet uit het veld slaan. Na een aantal amateurclubs te hebben getraind, blijft hij hopen op een profclub. “Wie weet zijn er mogelijkheden in het buitenland. In Nederland zal ik geen trainer worden in het betaalde voetbal, maar ik blijf ambitieus. En ook al gaat het ten koste van mijn eigen carrière in het profvoetbal, ik zal racisme blijven aankaarten.”
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op OneWorld op 2 oktober 2019.
*Omdat Ahannach de club niet in diskrediet wil brengen en de gebeurtenis achter zich wil laten, vermeldt hij de naam van de club die hem afwees hier liever niet.