Partnerbericht

Geef Afrikanen hun eigen marktwerking

Ontwikkelingshulp ligt onder vuur, zowel van links als van rechts. De stemwijzer geeft een mooi overzicht. VVD, PVV pleiten voor het afschaffen van alle ontwikkelingshulp. CDA en PvdD spreken over noodzakelijke hervorming. SGP, CU en D66 willen meer effectieve hulp en Groenlinks, PVDA en 50plus zijn voor hulp, mits dat goed gebeurt. De impliciete boodschap is duidelijk: Alle partijen zijn ontevreden met ontwikkelingshulp zoals het nu is.

Ook op straat lijkt het draagvlak voor ontwikkelingshulp lager dan ooit. ‘Ze lossen het zelf maar op, we hebben hier al problemen zat,’ hoorde ik gisteren iemand een wijdverbreide mening krachtig samenvatten. De laatste jaren verschenen ook verschillende kritische boeken en wetenschappelijke rapporten die een weinig florissante balans opmaakten van 50 jaar ontwikkelingshulp.

Nederland is een van de rijkste landen ter wereld. In 2010 hadden Nederlanders volgens de Wereldgezondheidsorganisatie een gemiddeld inkomen van 41.810 dollar. In Ghana was dat 1.620 dollar, vijfentwintig keer minder. De vraag is wat je daarvan moet vinden. Daar zijn geen argumenten voor, dat is gebaseerd op een gevoel. Mijn gevoel zegt me dat we bereid zouden moeten zijn om iets van onze welvaart te investeren om anderen te helpen ook een basale welvaart te bereiken. Maar dat is een gevoel. Je kunt ook zeggen: ‘Ze lossen het zelf maar op, we hebben hier al problemen zat.’

Als je vindt dat je iets moet doen, heb je een probleem. Want wat moet je dan in hemelsnaam doen? Je hoort tegenwoordig overal dat ontwikkelingshulp niets oplevert of zelfs meer kwaad dan goed doet. Bert Keizer heeft dat standpunt het fraaist verwoord: ‘Je kunt iemand helpen bij de afwas, maar niet bij zijn ontwikkeling.’

Ik heb jarenlang als arts-onderzoeker in een arme uithoek van Ghana gewerkt. Het gemiddeld inkomen in de regio was 304 dollar per jaar, minder dan een dollar per dag. Geen volwassene in het dorp kon lezen, schrijven of rekenen. Als ik tien sinaasappels kocht moest ik ze per stuk afrekenen. Ik vond dat wel een leuke antropologische curiositeit, maar voor de ontwikkeling leek het me geen voordeel. Een Spaanse pater uit de regio vond het ook beter als de mensen leerden rekenen. Van geld uit de Spaanse collectezakken kocht hij planken, liet er bankjes van timmeren en nu, jaren later, geven de eerste oud-scholieren rekenles aan een volgende generatie.

Het kan dus wel, mensen helpen bij hun ontwikkeling. Het is wel goed om realistische verwachtingen te hebben. Sommigen mensen verwachten dat elk initiatief een succes zal zijn. Vergelijk het met Amsterdam. Ieder jaar starten duizenden enthousiaste jonge ondernemers met een goed idee een eigen bedrijf. Dag en nacht steken ze er al hun energie en spaargeld in, maar na een jaar is veertig procent toch failliet. Het is daarom niet reëel om te verwachten dat alle goede ideeën in Afrika een succes zijn.

In het dorp waar ik woonde was nog een ander ontwikkelingsproject. Malaria komt in de regio veel voor en een organisatie had het idee opgevat om gratis muskietennetten uit te delen. Het project was een groot succes, de mensen stonden in de rij en de muskietennetten waren binnen een week allemaal uitgedeeld. De maanden erna zag ik in de dorpen overal de muskietennetten; als vitrage, draagzak, visnet, hoofdtooi en zelfs als bruidsjurk. Maar nergens als muskietennet. Het was warm ’s nachts en mensen sliepen niet in hun hut maar onder de blote hemel. Door het grote succes vroeg de organisatie het daaropvolgend jaar een kleine bijdrage van 50 cent gevraagd voor een net. Er werd er niet één verkocht.

Ontwikkelingshulp is niet makkelijk, er zijn ook veel projecten die achteraf geen succes blijken. Dat moet je accepteren, want dat is in Amsterdam niet anders, weten we nu. Een belangrijk verschil met Amsterdam is wel dat er bij veel ontwikkelingshulp geen marktmechanisme is om de initiatieven die niet werken failliet te laten gaan. Zolang de donoren blijven storten worden er gratis muskietennetten uitgedeeld. De enige oplossing is om de Afrikanen zelf te laten bepalen of ze vinden dat het geleverde product of dienst zinnig is door ze (een gedeelte) te laten betalen.

Het is cru dat juist de marktwerking die Afrika internationaal buitenspel zet op lokaal niveau de redding kan zijn. Marktwerking is het recht van de sterkste. Het kan een lokale economie opbouwen, maar internationaal wordt Afrika platgewalst. Je kunt niet leren voetballen door als beginner steeds tegen Ajax te spelen. Je komt eenvoudig nooit aan de bal.

Nederland is een van die grote spelers. In plaats van af en toe wat ontwikkelingsgeld te sturen zou het beter zijn als we een land in Afrika de gelegenheid zouden geven om zelf zijn eigen markt op te bouwen. Door ze toe te staan hun binnenlandse markt te beschermen, door de Europese landbouwsubsidies tegen het licht te houden, door regels voor multinationals op te stellen.

Het kan zijn dat we daarvoor een deel van onze eigen welvaart moeten inleveren. Kan dat in tijden van crisis? Wij zijn vijfentwintig keer zo rijk als Ghana. Tijdens een hoogconjunctuur is dat zesentwintig keer en tijdens een crisis vierentwintig keer. Of je bereid bent om een deel van je welvaart te investeren om anderen de kans te geven zich te ontwikkelen is gebaseerd op een principiële keuze, een ideaal, dat onafhankelijk zou moeten zijn van de conjunctuur.

Dit jaar verscheen mijn roman Nood breekt wet die het verhaal vertelt van een jonge tropenarts die vol idealen naar Ghana gaat. In het boek voer ik de druk van de omstandigheden op en verken ik hoe de moraal van de hoofdpersoon verandert. Het boek begint met een kleine leugen. De jonge tropenarts komt aan in een rolstoel, maar niet omdat hij moeite had met lopen. Hij had zich als gehandicapte aangemeld bij de luchtvaartmaatschappij, zodat hij gratis een oude rolstoel voor het missieziekenhuis kon meenemen. Wat begint met een onschuldig leugentje blijkt een hellend vlak.

Moet je compromissen sluiten onder druk van de omstandigheden of moet je aan je idealen vasthouden, juist als de omstandigheden moeilijker worden? Zoals nu. Nu we nog maar vierentwintig keer zo rijk zijn als Ghana? Het is immers crisis.

David van Bodegom

www.davidvanbodegom.nl