De pater had mij uitgenodigd voor een kerkdienst in een afgelegen dorp in Noord Ghana. Toen we op de motorfiets bij het kerkje aankwamen zag ik een van de meest primitieve kerkjes die ik ooit had gezien. De kerk had meer weg van plek waar Jezus geboren was dan van de plek waar hij meestal wordt vereerd. Het was een soort schuur, een schuur zonder dak bovendien.
In het kerkje stonden houten bankjes en in de hoek een drumstel en een klein elektrisch orgeltje. De kerk was bij aankomst al helemaal vol en er stonden allemaal mensen buiten.
‘Het is druk,’ zei de pater. ‘Vandaag kunnen mensen gedoopt worden, dus mocht je je nog bedenken…’.
‘Er zijn voornamelijk vrouwen,’ zei ik.
‘Mannen gaan liever naar de moskee,’ zei de pater, ‘zelfs nu ik nooit meer tegen de polygamie predik.’
Ik werd naar een plekje op een van de voorste rijen geleid en door de omstanders welkom geheten. Ik keek omhoog naar de blauwe lucht. Ik vroeg me af wat eigenlijk de functie van dit hele gebouw was als er geen dak op zat. Voor ik een antwoord kon bedenken zette het orgel in en de hagenpreek begon. Toen het drumstel inviel ging iedereen als één man staan, klapte, zong en wiegde van links naar rechts. Omdat de kerk overvol was moest ik wel meeswingen. Even moest ik iets overwinnen, maar al snel wiegde en klapte ik enthousiast mee.
Nu ik stond zag ik voor het altaar een glimmende motorfiets staan en ernaast, op een soort bijzet-altaartje, een draagbare radio.
Na een opening door de misdienaar in een lokale taal, kwam de pater en begon de doopceremonie. Er vormde zich een rij van zeker twintig vrouwen met kind. Naast de kinderen waren er ook vrouwen die zelf gedoopt wilden worden. Omdat alle vrouwen hier wel een kind bij zich droegen was nu alleen niet altijd duidelijk of de moeder of het kind gedoopt moest worden. De pater doopte iemand die eigenlijk al gedoopt was en daarna, erger nog, iemand die helemaal niet gedoopt wilde worden. Dit alles mocht echter de pret niet drukken. Het drumstel roffelde, en iedereen klapte, danste en zong uit volle borst de lof van de Heer. Een lokale misdienaar deed aan het eind nog enkele praktische mededelingen en besloot de dienst met een wat onhandig ritueel waarbij een kip het leven liet. Iedereen applaudisseerde en verliet zingend de kerk.
Ik wachtte bij de deur. Verschillende mensen kwamen de pater begroeten of vroegen hem een kettinkje te zegenen. De weinige mannen die aanwezig waren verdrongen zich na afloop om hun mobiele telefoon op te laden aan de oude auto-accu waarmee het elektrisch orgeltje van stroom werd voorzien. Een stuk of twaalf telefoons lagen met zwarte snoertjes en plakband aan de accu verbonden.
Ik vroeg aan de pater waarom de motorfiets en de radio bij het altaar stonden. Het bleken de prijzen van een loterij te zijn, die was georganiseerd om geld op te brengen voor een nieuw kerkdak.
‘Gokken in de kerk?’ vroeg ik verbaasd.
‘Je moet in Afrika soms een beetje creatief zijn,’ zei de pater glimlachend terwijl hij op zijn motorfiets stapte.
Binnen een dag waren alle lootjes verkocht. De kerk kreeg het dak waar het al jaren op wachtte.