Ik was naar de markt geweest en besloot terug naar huis te gaan met de tro-tro, een busje volgestouwd met Ghanezen. Ik wilde het openbaar vervoer weleens meemaken. Op het kruispunt werd ik door een overmatig behulpzame massa naar het juiste busje gedirigeerd. Binnen bleek dat de achterbank was vervangen door vier rijen compacte bankjes. Het gevolg was dat er in het kleine busje -met enige goodwill- plek was voor ruim twintig mensen.
Helemaal links achterin was het laatste vrije plekje. Ik klauterde over de andere mensen heen en nam opgevouwen plaats. Aanvankelijk dacht ik dat het busje nu direct zou vertrekken, maar dat bleek een naïef idee. Na ongeveer twintig minuten had ik deze theorie dan ook definitief verworpen. Navraag bij medepassagiers leverde niets op behalve onbegrijpende blikken en een enkele glimlach.
Zwarte rook
Een man arriveerde met een stuk touw en begon de stapel bagage van de passagiers op het dak te binden. Uiteindelijk ging er nog een fiets bovenop en twee levende geiten die met de poten aan elkaar waren gebonden. Na een half uur wachten vertrokken we opeens, zonder dat ik iets ontdekte dat daarvoor direct aanleiding had gegeven.
Het was lekker dat er een klein briesje door het raam naar binnen waaide. Na tweehonderd meter stopte het busje echter weer. De chauffeur vroeg iedereen om vast te betalen, er moest getankt worden. Met de verzamelde muntjes werden drie flessen benzine in de auto gegoten en we reden verder. Het duurde een paar minuten voor het overbeladen busje op topsnelheid was. Met bijna honderdtwintig kilometer per uur raasden we over de stoffige onverharde weg.
Verderop was een slecht stuk. De chauffeur riep iets naar achteren en twee passagiers hielden de schuifdeur vast terwijl we door de diepe kuilen bonkten. Ik keek naar de grond en zag dat er langs de versnellingspook zwarte rook de bus in cirkelde. Ik negeerde een paar angstgedachten en besloot dat het goed was dat we reden, het was immers knap benauwd geweest in het stilstaande busje.
Verkoeling
Een eind verderop ontstond er opeens consternatie. Ik wist niet waarom, maar iedereen keek naar mij. Een vrouw wees naar het dak. Nu zag ik dat er boven mijn plek een deuk in het dak zat waarin een roestgaatje was ontstaan. Door het gaatje druppelde een straaltje water naar beneden, precies in mijn nek. Nu begreep ik waarom deze plek tot op het laatst vrij was gebleven.
Ik keek lachend naar de gezichten om me heen. Met 40 graden vond ik een beetje water in mijn nek niet zo erg en ik wreef de druppels uit over mijn nek en mijn gezicht. Ook al was het water van het dak lauwwarm, het werkte toch heerlijk verkoelend. Terwijl ik mezelf insmeerde vroeg ik me af waar het water eigenlijk vandaan kwam, de lucht was immers strakblauw.
Opeens moest ik denken aan de geiten die op het dak gebonden lagen.
Thuis eerst maar even douchen.