Inheemse mensenrechtenverdedigers die streven naar het beschermen van hun land, horen hiervoor hulp te krijgen van hun overheid. Zo is ook het geval in Guatemala, waar Het Verdrag betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen 1989 (No.169) van kracht is sinds 5 juni 1996. Dit juridisch bindende document bepaalt dat overheden niet zomaar beslissingen kunnen nemen over inheems land en dat ze moeten overleggen met inheemse bevolking. Dit betekent ook dat overheden een verplichting hebben om actief inheemse mensen te ondersteunen in het beschermen van het land waarop ze wonen (artikel 7).
De VN Declaratie van Inheemse rechten (2007), een niet juridisch bindend maar een gezaghebbend document, verklaart ook het belang van land en erkent de spirituele connectie die inheemse mensen hebben met hun omgeving. Artikel 26 bepaalt dat dat inheemse mensen recht hebben op het land of territorium waar ze van oudsher wonen. Ook dit verdrag geldt in Guatemala en zou dus bescherming moeten bieden voor bijvoorbeeld de (Maya Q’eqchi) community in Alta Verapaz.
De realiteit van deze internationale bescherming voor inheemse mensen is dus een ander verhaal. Volgens de Verenigde Naties moet er meer bescherming komen voor verdedigers van mensen- en milieurechten die dagelijks met geweld te maken krijgen, en er moet meer naar hen geluisterd worden. Ook moeten bedrijven verantwoordelijk worden gehouden, omdat het werk van mensenrechtenverdedigers en inheemse gemeenschappen van fundamenteel belang is in de strijd tegen klimaatverandering en de bescherming van cultureel erfgoed. Zo ook voor Peaceful Resistance of Cahabón in Alta Verapaz, dat sinds 2017 begeleid wordt door PBI.
De Peaceful Resistance of Cahabón is een collectief van 38 gemeenschappen dat begon rond 2015. Deze gemeenschappen organiseerden zich om het grondgebied van de gemeente Cahabón te verdedigen. Het Q’eqchi ‘Maya volk vestigde zich meer dan tien eeuwen geleden in wat nu de gemeenten Cobán, Chamelco, Carchá, Lankín, Cahabón, Tucurú en Senahú zijn. De dorpen werden gebouwd langs de rivieren van het gebied.
Op de rivier de Cahabón en haar zijrivieren Oxec, Canlich en Chiacté zijn momenteel zeven waterkrachtcentrales gebouwd. De bouw van verschillende stuwdammen langs de rivier verstoort het ecosysteem ernstig, vernietigt leefgebieden, wijzigt de stroming en verandert de basisparameters van het water, zoals de temperatuur of de zuurstofgraad. Vanwege dit probleem heeft de Peaceful Resistance of Cahabón op 27 augustus 2017 een raadpleging te goeder trouw gehouden, waaraan 26.537 mensen hebben deelgenomen. De weerstand tegen de bouw van waterkrachtcentrales bleek enorm. Het is ook duidelijk dat het verlenen van vergunningen en de bouw van deze centrales zonder overleg met lokale inheemse gemeenschappen heeft plaatsgevonden.
Dit gaat in tegen de internationale verdragen die hierboven uiteen zijn gezet. Hiermee is de overheid van Guatemala in schending van deze verdragen. Zij zou actief de toegang tot land moeten waarborgen voor haar inheemse gemeenschappen. Dit is bevestigd door de uitspraak van het Constitutionele Hof in mei 2017; zij erkenden het als een schending van het recht op raadpleging van het Q’eqchi-volk. Het Hof schortte de activiteiten van de waterkrachtcentrale echter niet op, maar gelastte wel dat er een raadpleging van de gemeenschap zou plaatsvinden.
Een controversieel vonnis
Het werkelijke effect van bovenstaande uitspraak is niet merkbaar en het tegenovergestelde is de realiteit. In plaats van het raadplegen van de lokale community, krijgen de milieu- en mensenrechtenverdedigers systematisch te maken met criminalisering, doodsbedreigingen, territoriale ontheemding en ander geweld. Bernardo Caal Xol, de leider van Peaceful Resistance of Cahabón, is een voorbeeld hiervan.
Hij heeft te maken gehad met laster, criminalisering en juridisering en werd veroordeeld tot 7 jaar en 4 maanden. Dit zeer controversiële vonnis, uitgesproken door de uitgesproken door een Cobán-rechtbank in november 2018, was niet onderbouwd met bewijs. Vertegenwoordigers van de Verenigde Naties beschouwen het juridische proces tegen Bernardo Caal Xol als een zaak die duidelijk gecriminaliseerd is.
“De veroordeling van de Q’eqchí’-leider is een poging om de legitieme uitoefening van de rechten van de inheemse gemeenschap het zwijgen op te leggen en in diskrediet te brengen. Dit is geen opzichzelfstaand geval; er zijn talloze leden van inheemse gemeenschappen die in Guatemala worden gecriminaliseerd omdat ze hun traditionele land en hulpbronnen verdedigen tegen grootschalige ontwikkelingsprojecten die milieuschade veroorzaken. Wij dringen erop aan dat strafrechtelijke onderzoeken onafhankelijk en onpartijdig zijn.”
Vrijheid?
Zoals eerder gezegd is Bernardo Caal Xol plots vrijgekomen wegens goed gedrag. Ook al is dit goed nieuws en een lichtpuntje in de situatie van milieu- en mensenrechtenverdedigers, zijn veroordeling blijft staan. Caal Xol heeft aangegeven dat hij door zal blijven gaan met zijn strijd voor de Cahabón rivier. Zonder deze rivier is er geen eten, en dus geen leven of community.
Deze vrijlating verandert niets aan de dagelijkse werkelijkheid van geweld tegen mensenrechtenverdedigers in Guatemala. Het is aan de overheid om te zorgen dat de belangen van bedrijven niet voorop worden gesteld. De overheid heeft de primaire taak om te waarborgen dat inheemse volken, zoals die in Alta Verapaz, toegang hebben tot land en dus tot hun cultuur. Die twee zijn inherent verbonden en ook wij als PBI zullen deze strijd voor land en rechten blijven steunen.