Vals spelen in Ghana
Op de markt in het noorden van Ghana is een hoek waar spelletjes worden gespeeld. Volwassen mannen spelen hier dagen lang mens-erger-je-niet. Als calvinistisch Hollander moest ik hier de eerste keer even aan wennen, ik was nog jong. Je kon er ook dammen en een spel spelen dat ik niet kende.
Ik bleef even staan kijken bij het nieuwe spel. De twee spelers hadden beiden zes bakjes met bonen. Tijdens een speelbeurt nam je de bonen uit een bakje en legde je in ieder volgend bakje een boon. Wanneer de laatste in een bakje viel met twee of drie bonen, waren die voor jou.
Ik wilde het weleens proberen. Ik telde de bonen in de bakjes, rekende uit waar ik zou eindigen en bekeek welke mogelijkheden ik voor mijn tegenstander schiep. Eerst dachten de mannen dat ik het spelletje nog niet zo goed begreep, maar later zagen ze dat ik gewoon lang nadacht over mijn zetten.
Nu ontstond er rumoer. ‘Ja! Dat was vals spelen!’ Ik moest ook gewoon een bakje pakken en zaaien, als je precies uitrekende waar je terecht kwam was de lol eraf! Gekke blanke. Het lot moest bepalen wie er won, dan was het leuk.
Ik vond het leuk en speelde nog een paar spelletjes. Ondertussen dacht ik aan de boer die ik die ochtend sprak. Ik had hem gevraagd waarom hij de totaal verdorde plantjes op zijn akker geen water gaf uit de nabijgelegen rivier.
De boer had mij onbegrijpend aangekeken. ‘It’s in God’s hands.’
De adoratie van het lot beperkte zich niet tot het spel.
David van Bodegom