In 2014 verbleef ik voor drie maanden in Freetown, de hoofdstad van Sierra Leone. Samen met een onderzoeksassistent uit Sierra Leone tekende ik de verhalen op van vrouwen uit de sloppenwijk George Brook; vrouwen die ervaring hadden met huiselijk geweld en oorlogsgeweld. In de jaren ’90 woedde in Sierra Leone een langdurige burgeroorlog, die zich door het land verspreidde vanuit de landelijke gebieden in de zuidelijke en oostelijke provincies. George Brook wordt vooral bewoond door migranten die vanwege de oorlog vanuit afgelegen gebieden naar de stad zijn verhuisd.
Verhalen en stereotypen
In eerste instantie wilde ik onderzoek doen naar de veranderende rol van vrouwen tijdens de oorlog. Ik was van plan om te vragen naar de ervaringen van vrouwen in verschillende rollen — als echtgenotes, dochters, zussen of moeders — in de periode vóór, tijdens en na de oorlog. Ik wilde vooral geen directe vragen stellen over oorlogsgeweld; dat leek me niet alleen ongemakkelijk, maar ook onethisch. Mijn verbazing was dan ook groot toen tijdens mijn eerste week vrouwen over elkaar heen buitelden om mij expliciete verhalen te vertellen over de oorlog. Verhalen over opgestapelde lijken in de achterbak van vrachtwagens, over het doorwaden van rivieren van bloed om voedsel voor familie te vinden, verhalen over de boze stemmen van soldaten die jonge meisjes sommeerden om mee te komen.
Discours: de manier waarop er over een onderwerp gesproken wordt binnen een bepaalde groep.
Deze verhalen hadden een opvallende overeenkomst: ze bevatten nooit specifieke details of persoonlijke ervaringen. Het beschreven geweld was altijd een ‘algemeen’ geweld dat op grote schaal werd toegebracht aan anderen – nooit aan de verteller zelf – en herhaalde de afschuwelijke verhalen en stereotypen van vrouwelijk slachtofferschap die typisch zijn voor het discours van hulporganisaties. De eerste aantekeningen die ik maakte, laten duidelijk mijn verwarring zien: enerzijds beschrijf ik hoe ‘vrouwen niet over de oorlog lijken te praten’, anderzijds hoe ze letterlijk in de rij stonden om geïnterviewd te worden.
Verhullen van verhalen
Tijdens onze interviews bleek dat vrouwen probeerden te voldoen aan verschillende eisen met betrekking tot het onthullen of juist verhullen van aspecten van hun oorlogsverleden. Enerzijds bestaat er een sociale druk om verhalen over geweld te verbergen. […] In West-Afrikaanse historische ideologieën wordt het verbaal uitdrukken van gewelddadige ervaringen beschouwd als gevaarlijk; het uitspreken van deze ervaringen zou ervoor kunnen zorgen dat een incident zich herhaalt. Omdat vrouwen worden beschouwd als ‘loslippiger’ – met een schijnbare tendens om militaire geheimen en familiegeheimen te onthullen – zijn zij in dit opzicht extra gevaarlijk. Vrouwelijke breedsprakigheid moet dan ook zoveel mogelijk worden ingeperkt, is het idee. Vanuit deze ideologie werden bepaalde aspecten uit hun oorlogsverleden door vrouwen verzwegen.
Slachtofferschap en afhankelijkheid
Dat vrouwen desondanks uit zichzelf naar mij toekwamen om hun verhaal te delen, beschouw ik als een uitvloeisel van een humanitair discours waarin praten over negatieve ervaringen wordt beschouwd als verlossend en ‘empowering’, versterkend. Liberale en humanitaire constructies van slachtofferschap en ‘empowerment’ zijn vooral geïntroduceerd in Sierra Leone via internationale interventies tijdens en na de oorlog. Het feit dat vrouwen zich aan mij presenteerden als slachtoffers die op zoek waren naar bescherming, laat zien dat zij liberale discoursen van ‘empowerment’ hebben geïnterpreteerd in termen van historische lokale discoursen van afhankelijkheid.
Het zoeken naar bescherming is historisch gezien van groot belang in deze regio, die langdurig werd geteisterd door slavenhandel en oorlogsgeweld. Het is dan ook logisch dat vrouwen mij benaderden als een potentiële beschermer, mogelijk zelfs één die hen [financieel, CL] kon belonen voor hun verhalen over de oorlog. Dit reflecteert niet alleen mijn positie als “witte man” [figuurlijk gesproken: een machtig persoon, CL], van wie het aannemelijk is dat hij een netwerk heeft van rijke donoren; het duidt ook op een belangrijke notie over vrouwelijkheid in Freetown, namelijk het idee dat een vrouw financieel zelfstandig moet zijn.
Stereotypen ter discussie
Wanneer vrouwen zichzelf aan mij (een buitenlander) presenteerden, wisselden ze tussen tegenovergestelde constructen: aan de ene kant een liberaal construct van slachtofferschap (die vereist dat bepaalde aspecten van een verhaal worden onthuld); aan de andere kant een historisch construct waarin vrouwelijke moraliteit gelinkt wordt aan financiële zelfstandigheid (die in een naoorlogse en grotendeels donoreconomie zoals deze verklaart waarom vrouwen ‘gescripte’ verhalen vertelden) en ‘stille’ onderdanigheid (die vrouwen verplicht om de ‘gevaarlijke’ aspecten van een verhaal niet te onthullen).
De verhalen van vrouwen over oorlogsgeweld worden dus gekenmerkt door tegenstrijdige discoursen. Op basis van dat besef kunnen we de stereotypen van vrouwen als ‘onderdanige slachtoffers die “empowered” moeten worden’ en van vrouwen als ‘bedreigingen voor de sociale orde’ ter discussie stellen.
Dit is een vertaling van het Engelstalige artikel ‘Will women talk about the war?‘. De originele blog werd op 16 febuari 2016 gepubliceerd op de Leiden Anthropology Blog van het Instituut Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universiteit Leiden. Het originele artikel bevat ook een dankwoord.
Vertaling: Carline Lucassen / Ries Kamphof